Kitobni o'qish: «Verloofd »
Verloofd
(boek #6 van De Vampierverslagen)
morgan rice
Over Morgan Rice
Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die uit zeventien boeken bestaat; de #1 bestverkopende serie DE VAMPIER DAGBOEKEN, bestaande uit elf boeken; de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische thriller bestaande uit twee boeken; en de nieuwe epische fantasy serie KONINGEN EN TOVERNAARS. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.
VERANDERD (Boek #1 van de Vampierverslagen), ARENA EEN (BOEK #1 van de Overlevingstrilogie), DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1van de Koningen En Tovenaars), en EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1 van De Tovenaarsring) zijn allemaal gratis te downloaden!
Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app de downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!
Lof voor DE VAMPIERVERSLAGEN
“Rice trekt je meteen in het verhaal en laat je niet meer los, omdat de kwaliteit van haar beschrijvingen die van een eenvoudige beschrijving van de scènes overschrijden… Goed geschreven en leest razendsnel weg.”
--Black Lagoon Reviews (over Veranderd)
“Een ideaal verhaal voor jonge lezers. Morgan Rice geeft er een erg interessante draai aan… Verfrissend en uniek. De serie draait om één meisje… een buitengewoon meisje!...Makkelijk te lezen, maar met een extreem hoog tempo. Ouderlijk toezicht geadviseerd”
--The Romance Reviews (over Veranderd)
“Greep mijn aandacht vanaf het begin en liet die niet meer los… Dit verhaal is een geweldig avontuur met een hoog tempo en vol actie, meteen vanaf het begin. Je zult geen enkel saai moment tegenkomen.”
--Paranormal Romance Guild (over Veranderd)
“Boordevol actie, romantiek, avontuur en spanning. Zorg dat je dit boek in handen krijgt en word steeds weer opnieuw verliefd.”
--vampirebooksite.com (over Veranderd)
“Een geweldige verhaallijn, en dit is écht het type boek dat je ‘s avonds maar moeilijk neer kunt leggen. Het einde was een cliffhanger die zó spectaculair is dat je meteen het volgende boek wilt lezen, zodat je erachter komt hoe het verdergaat.”
--The Dallas Examiner (over Geliefd)
“Een boek dat zich kan meten met TWILIGHT en VAMPIRE DIARIES, en dat ervoor zorgt dat je het in één ruk uit wilt lezen. Als je van avontuur, liefde en vampiers houdt, is dit een boek voor jou!”
--Vampirebooksite.com (over Veranderd)
“Morgan Rice bewijst opnieuw dat ze een extreem getalenteerde verhalenvertelster is… Dit boek spreekt een breed publiek aan, waaronder jongere fans van het vampiers/fantasygenre. Het eindigt met een onverwachte cliffhanger waar je versteld van zult staan.”
--The Romance Reviews (over Geliefd)
Boeken van Morgan Rice
KONINGEN EN TOVENAARS
DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1)
DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (Boek #2)
DE ZWAARTE VAN EER (Boek #3)
THE SORCERER’S RING (DE TOVENAARSRING)
EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)
EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)
EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)
EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)
EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)
EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)
EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)
EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)
EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)
EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)
EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)
EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)
EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)
EEN EED VAN BROEDERS (Boek #14)
EEN DROOM VAN STERVELINGEN (Boek #15)
EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (Boek #16)
HET GESCHENK VAN DE STRIJD (Boek #17)
DE SURVIVAL TRILOGIE
ARENA EEN: SLAVERSUNNERS (Boek #1)
ARENA TWEE (Boek #2)
DE VAMPIER DAGBOEKEN
VERANDERD (Boek #1)
GELIEFD (Boek #2)
VERRADEN (Boek #3)
VOORBESTEMD (Boek #4)
BEGEERD (Boek #5)
VERLOOFD (Boek #6)
GEZWOREN (Boek #7)
GEVONDEN (Boek #8)
HERREZEN (Boek #9)
VERLANGD (Boek #10)
VOORBESCHIKT (Boek #11)
Luister naar DE VAMPIERVERSLAGEN in audioboek formaat!
Auteursrechten © 2012 door Morgan Rice
Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de Copyright Act uit 1976 in de VS, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, verspreid of uitgezonden worden in welke vorm en door welk middel dan ook, of opgeslagen in een database of terugzoeksysteem, zonder toestemming vooraf van de auteur.
Dit e-book is uitsluitend voor uw persoonlijke amusement uitgegeven. Dit e-book mag niet worden doorverkocht of weggegeven aan andere mensen. Als u dit boek met een andere persoon wilt delen, koop dan alstublieft een ander exemplaar voor elke ontvanger. Als u dit boek leest, en het niet gekocht heeft, of het niet uitsluitend voor uw eigen gebruik is aangeschaft, stuur het dan alstublieft terug en koop uw eigen exemplaar. Bedankt voor het respect voor het harde werk van deze auteur.
Dit werk is fictie. Namen, karakters, bedrijven, organisaties, plaatsen, gebeurtenissen en incidenten zijn óf het product van de geest van de auteur óf worden gebruikt in een fictionele context. Elke gelijkenis op echte personen, levend of dood, is volledig toevallig.
Omslagmodel: Jennifer Onvie. Omslagfotograaf: Adam Luke Studios, New York. Make-up specialist voor de omslag: Ruthie Weems. Wanneer u een van deze kunstenaars wilt contacteren, gelieve dan contact op te nemen met Morgan Rice.
HOOFDSTUK EEN
HOOFDSTUK TWEE
HOOFDSTUK DRIE
HOOFDSTUK VIER
HOOFDSTUK VIJF
HOOFDSTUK ZES
HOOFDSTUK ZEVEN
HOOFDSTUK ACHT
HOOFDSTUK NEGEN
HOOFDSTUK TIEN
HOOFDSTUK ELF
HOOFDSTUK TWAALF
HOOFDSTUK DERTIEN
HOOFDSTUK VEERTIEN
HOOFDSTUK VIJFTIEN
HOOFDSTUK ZESTIEN
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
HOOFDSTUK ACHTTIEN
HOOFDSTUK NEGENTIEN
HOOFDSTUK TWINTIG
HOOFDSTUK EENENTWINTIG
HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG
HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG
HOOFDSTUK VIERENTWINTIG
HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG
HOODSTUK ZESENTWINTIG
HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG
HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG
HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG
HOOFDSTUK DERTIG
HOOFDSTUK EENENDERTIG
HOOFDSTUK TWEEËNDERDIG
HOOFDSTUK DRIEËNDERTIG
HOOFDSTUK VIERENDERTIG
HOOFDSTUK VIJFENDERTIG
HOOFDSTUK ZESENDERTIG
HOOFDSTUK ZEVENENDERTIG
FEIT:
In het Londen van Shakespeare, waren “beer-hondengevechten” een veel voorkomende vorm van vermaak. Een beer werd aan een paal gebonden, en vervolgens werden er wilde honden op los gelaten. Er werden weddenschappen afgesloten om te voorspellen wie er zou winnen. Het stadion waar de “beer-hondengevechten” doorgingen, was gelegen naast het theater van Shakespeare. Een groot deel van de ruwe menigte die de berengevechten bijwoonden, ging ook naar het theater van Shakespeare kijken.
In de tijd van Shakespeare was het publiek dat naar zijn stukken ging kijken niet bepaald gesofisticeerd en deze mensen behoorden ook niet tot de elite. Integendeel, het overgrote deel van de mensen die naar zijn stukken ging kijken, was ruw en ongepolijst. Het waren gewone mensen die kwamen voor de ontspanning en die maar een penny voor de inkom moesten betalen. Voor die prijs werd wel verwacht dat ze rechtstonden in het middenste gedeelte van de toneelruimte (de zogenaamde grounds), en dat gedurende het hele stuk—en daarom stonden ze bekend als “groundlings.”
Het Londen van Shakespeare was beschaafd—maar het was ook barbaars. De inwoners waren gewend om executies bij te wonen, en om criminelen te zien martelen op straat in het openbaar. De ingang tot de bekendste weg—de London Bridge—was dikwijls versierd met staken, waarop de afgehakte hoofden van criminelen werden terechtgesteld.
De Builenpest (ook gekend als de Zwarte Dood) doodde in Europa miljoenen mensen en trof Londen verschillende keren door de eeuwen heen. De ziekte verspreidde zich op plaatsen met een slechte hygiëne en grote menigten. Het district waar het theater van Shakespeare zich bevond, werd het hardste getroffen. Het zou eeuwen duren eer ontdekt werd dat vlooien de pest verspreidden, en dat ze ratten als hun gastheer gebruikten.
“Come, gentle night, come, loving, black-brow'd night,
Give me my Romeo; and, when he shall die,
Take him and cut him out in little stars,
And he will make the face of heaven so fine
That all the world will be in love with night
And pay no worship to the garish sun.”
--William Shakespeare, Romeo and Julia
HOOFDSTUK EEN
Londen, Engeland
(September, 1599)
Caleb werd wakker door klokkengelui.
Hij zat meteen kaarsrecht overeind en keek overal om zich heen. Zijn ademhaling was zwaar. Hij had gedroomd dat Kyle hem achternazat en dat Caitlin haar hand voor hem ophield omdat ze hulp nodig had. Ze waren in een veld vol vleermuizen in de bloedrode zon. Het leek of het ook echt allemaal zo gebeurd was.
Nu hij rondkeek in de kamer, trachtte hij te weten te komen of het echt was en of dat hij echt wakker was. Was hij echt teruggekeerd in de tijd? Na enige tijd naar zijn eigen ademhaling te hebben geluisterd, na de frisse vochtige lucht te hebben gevoeld, na naar de stilte te hebben geluisterd en naar zijn eigen hartslag, besefte hij dat het allemaal een droom was geweest. Hij was echt wakker.
Caleb besefte dat hij recht overeind zat in een open sarcofaag. Hij keek rond in de duistere, grotachtige kamer en zag dat ze gevuld was met sarcofagen. Er waren lage, gebogen plafonds en smalle spleten als ramen. De kleinste hoeveelheid zonlicht kon hier net doordringen. Het was net genoeg om te kunnen zien. Hij kneep zijn ogen dicht in spleetjes om beter te kunnen gluren, tastte dan in zijn zak en deed oogdruppels in zijn ogen.Hij was blij dat hij ze nog bijhad. Langzaam ging de pijn over, en hij werd rustiger.
Caleb sprong recht en stond op zijn benen. Een voet was al in beweging. Hij draaide de kamer rond en nam in alle richtingen alles zich hem op,. Hij was nog altijd alert en wou voor hij een kans had gehad om zijn omgeving te bekijken, niet aangevallen worden of in een hinderlaag gelokt. Maar er was kind noch kraai in deze kamer. Alleen stilte. Hij merkte de oude stenen vloeren op, de muren, het kleine altaar en kruis. Daaruit kon hij afleiden dat hij zich in de laagste crypte van een kerk bevond.
Caitlin.
Caleb draaide zich opnieuw om en zocht in de kamer naar een teken van haar. Hij bespeurde dat er enige haast bij was toen hij naar de sarcofaag snelde die het dichtst bij hem stond. Met al zijn kracht, duwde hij het deksel naar achter.
Hij had er zich met heel zijn hart op verheugd om haar terug te vinden. Nu hij was er het hart van in dat ze leeg was.
Caleb haastte zich door de kamer en ging van de ene sarcofaag naar de andere. Hij duwde elk deksel open. Maar ze waren allemaal leeg.
Bij Caleb groeide de wanhoop toen hij het laatste deksel in de kamer naar achter duwde en het met zoveel kracht op de grond viel dat het wel in miljoenen stukjes uiteenviel. Hij had nu al een voorgevoel dat het net zoals de anderen leeg zou zijn—en hij kreeg gelijk. Hij besefte dat Caitlin helemaal nergens te vinden was in deze kamer. Het koud zweet brak hem uit. Waar kon ze toch zijn?
De gedachte dat hij terug zou gaan in de tijd zonder haar bezorgde hem koude rillingen op zijn rug. Hij zat meer met haar in dan hij kon zeggen en zonder haar aan zijn zijde, voelde zijn leven en zijn missie doelloos aan.
Hij herinnerde zich plotseling iets, en tastte in zijn zak om te kijken of hij het nog bij zich had. Gelukkig had hij de trouwring van zijn moeder nog steeds. Hij hield hem tegen het licht en bewonderde de perfect geslepen saffier van zes karaat die ingezet was in een rij van diamanten en robijnen. Het was nog nooit het juiste ogenblik geweest om haar ten huwelijk te vragen. Deze keer was hij vastberaden om het te doen.
Als ze natuurlijk al mee teruggekomen was.
Caleb hoorde een geluid, haastte zich naar de ingang en voelde iets bewegen. Hij hoopte met de moed der wanhoop dat het Caitlin was.
Hij was verrast omdat hij naar beneden moest kijken. Dit kwam omdat de mens die van achter het hoekje kwam helemaal geen mens was. Het was Ruth. Caleb was meer dan blij om haar te zien en te ontdekken dat ze de reis in de tijd overleefd had.
Ze rende al kwispelend met haar staart op Caleb af en haar ogen lichtten op omdat ze hem herkende. Toen ze dichterbij kwam, knielde Caleb op zijn knie en rende ze in zijn armen. Hij hield van Ruth en was verbaasd om te zien hoeveel ze gegroeid was: ze leek wel twee keer zo groot. Dit was een machtig dier. Hij kreeg ook een bemoedigend gevoel door haar hier te vinden: misschien betekende het wel dat Caitlin hier ook was.
Ruth draaide zich plotseling om, liep de kamer uit en verdween om de hoek. Caleb verbaasde zich over haar gedrag en haastte zich om te kijken waar ze naartoe ging.
Hij ging een andere kamer binnen. Deze was gepantserd en stond ook vol sarcofagen. Hij kon in een oogopslag zien dat ze al open waren en leeg.
Ruth bleef rennen en zeuren, en liep ook deze kamer uit. Caleb begon zich af te vragen of Ruth hem ergens naartoe leidde. Hij versnelde zijn tred en ging achter haar aan.
Na door verschillende andere kamers door te zijn getrokken, stopte Ruth uiteindelijk in een kleine alkoof aan het einde van de gang die schaars verlicht werd door een enkele fakkel. Binnenin stond een enkele marmeren sarcofaag die zichtbaar met de meeste zorg ontworpen werd.
Caleb ging er langzaam naartoe en hield zijn adem in. Hij kreeg terug hoop en voelde aan dat Caitlin erin zou kunnen zitten.
Ruth ging ernaast zitten en staarde Caleb aan. Ze bleef hartverscheurend huilen.
Caleb knielde en probeerde het stenen deksel eraf te duwen. Maar het was veel zwaarder dan de anderen en er kwam amper beweging in.
Hij knielde en duwde nog harder. Hij gebruikte al zijn kracht en eindelijk kwam er beweging in. Hij bleef duwen en een paar ogenblikken later kwam het deksel helemaal los.
Caleb voelde zich helemaal overweldigd en was tegelijk ook gerustgesteld omdat Caitlin daar, zo stil als maar kon zijn, zou liggen met haar handen over haar borst gevouwen. Zijn geruststelling veranderde in bezorgdheid toen hij haar aankeek en merkte dat ze bleker was dan hij haar ooit gezien had. Er zat geen kleur op haar wangen en haar oogleden reageerden gewoon niet op het licht van de fakkel. Hij keek nog eens van dichterbij en het leek erop dat ze niet ademde.
Hij leunde verafschuwd achterover. Caitlin leek dood te zijn.
Ruth huilde nog harder en nu begreep hij het.
Caleb boog voorover en plaatste zijn beide handen stevig op haar schouders. Hij schudde haar zachtjes.
“Caitlin?” zei hij, en hij hoorde de bezorgdheid in zijn eigen stem. “CAITLIN!?” riep hij luider terwijl hij met nog krachtiger voortging met schudden.
Maar ze reageerde niet en zijn hele lijf werd koud toen hij zich inbeeldde hoe zijn leven er zou uitzien zonder dat ze er deel van uitmaakte. Hij wist dat tijdreizen een gevaar inhield en dat niet alle vampiers elke reis overleefden. Maar hij had er nooit echt rekening genouden met de mogelijkheid dat iemand kon sterven op de terugweg. Had hij een fout gemaakt door haar te blijven aanmoedigen om verder te gaan met de zoektocht, met de missie? Had hij het beter zo gelaten en had hij er beter aangedaan om zich met haar te vestigen in het laatste tijdperk en op de vorige plek waar ze geweest waren?
Wat als hij alles kwijt was?
Ruth sprong in de sarcofaag, stond met haar vier poten op Caitlins borst en begon haar gezicht helemaal te likken. Minuten gingen voorbij en Ruth stopte niet met likken terwijl ze verder jankte.
Terwijl Caleb zich voorover boog om Ruth eraf te trekken, stopte hij. Hij was verrast om te zien dat Caitlin een oog begon te openen.
Ruth huilde in extase, terwijl ze van Caitlin afsprong en rondjes liep. Caleb leunde voorover. Hij was ook in alle staten terwijl Caitlin eindelijk haar twee ogen openen en rond begon te kijken.
Hij haastte zich er naartoe, greep een van haar ijskoude handen en warmde ze tussen zijn handen.
“Caitlin? Kun je me horen? Ik ben het, Caleb.”
Langzaam, ging ze rechtop zitten, en hij hielp haar, door voorover te reiken, en zachtjes een hand onder haar nek te houden. Hij was zo gelukkig om haar ogen zoekend te zien knipperen. Hij kon zien hoe gedesoriënteerd ze was. Het was alsof ze wakker werd uit een diepe, zeer diepe slaap.
“Caitlin?” vroeg hij opnieuw, zachtjes.
Ze keek hem met matte ogen aan, maar toch waren haar bruine ogen zo mooi als hij ze zich kon herinneren. Hij kon meteen ook vertellen dat er iets niet klopte. Ze glimlachte nog steeds niet en terwijl ze met haar ogen knipperde, leken het wel de ogen van een vreemde te zijn.
“Caitlin?” vroeg hij opnieuw. Deze keer was hij bezorgd.
Ze staarde hem aan met haar ogen wijd open en hij zag in shock dat ze hem niet herkende.
“Wie ben jij?” vroeg ze.
Calebs moed zakte in zijn schoenen. Was dit mogelijk? Had de reis haar geheugen gewist? Was ze hem werkelijk vergeten?
“Caitlin,” probeerde hij opnieuw, “ik ben het. Caleb.”
Hij glimlachte en hoopte dat het haar zou helpen om iets te herinneren.
Maar ze glimlachte niet terug. Ze staarde hem gewoon aan, met een lege blik, terwijl ze verschillende keren met haar ogen knipperde.
“Het spijt me,” zei ze uiteindelijk. “Maar ik heb geen idee wie je bent.”
HOOFDSTUK TWEE
Sam werd wakker door het geluid van krijsende vogels. Hij opende zijn ogen en zag dat er hoog in de lucht verschillende gieren rondcirkelden. Het leken er wel een dozijn en ze vlogen steeds lager en lager. Het leek wel of ze van recht boven zijn hoofd op hem neerkeken. Alsof ze wachtten.
Hij besefte plots dat zij ervan uitgingen dat hij dood was en dat ze hun kans afwachtten om hem op te pakken en op te eten.
Sam sprong recht en toen hij dat deed, vlogen de vogels plotseling weg alsof ze verstoord werden door de verrijzenis van de doden.
Hij keek rond en probeerde zich te oriënteren. Hij bevond zich in een veld dat middenin glooiende heuvels lag. Zo ver hij kon zien, waren er nog meer heuvels die bedekt waren met gras en struiken met gekke vormen. De temperatuur was perfect en er was geen wolkje aan de hemel. Het zag er allemaal heel pittoresk uit en er stond geen enkel gebouw in de omgeving. Hij leek wel ergens in nergens te zijn.
Sam probeerde er achter te komen waar hij was, in welk tijdperk en hoe hij daar aanbeland was. Hij deed wanhopige pogingen om in gedachten terug in de tijd te gaan. Wat had er zich afgespeeld voor hij terug in de tijd gereisd was?
Langzaamaan kon hij het zich herinneren. Hij was in 1789 in de Notre Dame geweest in Parijs. Hij had gevochten met Kyle, Kendra, Sergei en hun mensen en had hen kunnen afweren zodat Caitlin en Caleb hadden kunnen ontsnappen. Het was het minste geweest wat hij kon doen, en hij was hun dat verschuldigd, zeker nadat hij haar in gevaar had gebracht door zijn roekeloze romance met Kendra.
Omdat zij zodanig in de minderheid waren, had hij zijn gedaanteverwisselingskrachten gebruikt en was hij erin geslaagd om hen net genoeg in verwarring te brengen om aanzienlijke schade aan te richten, waardoor vele van Kyle’s mannen uitgeschakeld werden en de andere geen schade meer konden aanrichten, waardoor hij kon vluchten met Polly.
Polly.
Ze was de hele tijd bij hem geweest en had ridderlijk gevochten. Onder hun tweetjes hadden ze ze een heuse strijdkracht gevormd. Ze waren ontsnapt door het plafond van de Notre Dame en waren ’s nachts op zoek gegaan naar Caitlin en Caleb. Ja. Het begon allemaal terug te komen….
Sam was er achter gekomen dat zijn zuster teruggereisd was in de tijd en hij wist onmiddellijk dat hij ook terug moest gaan om zijn fouten recht te zetten, om Caitlin terug te vinden, om zijn verontschuldigingen aan te bieden en om haar te beschermen. Hij wist dat zij het niet nodig had: ze was nu een betere krijger dan hijzelf was en ze had Caleb. Maar ze was tenslotte zijn zuster en de drang om haar te beschermen was niet iets dat hij zomaar af kon zetten.
Polly had er op aangedrongen met hem mee te gaan. Zij was er ook op gebrand om Caitlin terug te zien en was haar een verklaring schuldig. Sam had er niets op tegen en ze waren samen teruggegaan.
Sam keek nu terug rond en tuurde over de velden met een vragende blik in zijn ogen.
“Polly?” riep hij uit. Hij probeerde een reactie uit te lokken.
Geen antwoord.
Hij wandelde in de richting van de heuvelrand en hoopte zicht te krijgen op het landschap.
“Polly!?” riep hij opnieuw uit, maar deze keer luider.
“Eindelijk!” hoorde hij een stem antwoorden.
Toen Sam in de richting van de stem keek, verscheen Polly. Ze wandelde langs de horizon die een heuvel omrandde. Ze droeg een hoopje aardbeien in haar armen en was er eentje aan het opeten. Ze had haar mond vol toen ze sprak. “Ik heb de hele morgen al op je gewacht! Jongens toch! Je houdt echt wel van slapen, of niet soms!?”
Sam was heel blij om haar te zien. Door haar te zien, besefte hij hoe alleen hij zich had gevoeld toen hij terugkeerde en hoe gelukkig hij was om gezelschap te hebben. Hij besefte, ondanks alles, ook hoeveel ze voor hem was gaan betekenen. Zeker zijn fiasco met Kendra, kon hij het gezelschap van een normaal meisje appreciëren en hij stelde Polly meer op prijs dan ze zelf kon vermoeden. Terwijl ze dichter naar elkaar toegroeiden en de zon haar lichtbruin haar, haar doorschijnende witte huid en haar blauwe ogen deed oplichten, werd hij opnieuw verrast door haar natuurlijke schoonheid.
Hij stond op het punt om te reageren, maar zoals gewoonlijk maakte zij het onmogelijk om er een woord tussen te krijgen.
“Ik werd wakker op minder dan drie meter van jou,” zo ging ze verder, toen ze dichterbij kwam terwijl ze nog een aardbei opat, “en ik schudde en schudde jou door elkaar, maar je wilde maar niet wakker worden! Dus ging ik weg om wat voedsel te verzamelen. Ik kan niet wachten om deze plek te verlaten, maar ik vond dat ik je niet bij de vogels kon achterlaten voor ik vertrok. We moeten Caitlin vinden. Wie weet er waar ze is? Het is mogelijk dat ze nu onze hulp kan gebruiken. En al wat jij doet is slapen! Trouwens, waarom kwamen we ook terug als we niet opstaan, en verdergaan en —”
“Alsjeblief!” riep Sam uit, terwijl hij in lachen uitbarstte. “Ik kan er geen woord tussenkrijgen!”
Polly stopte en staarde hem aan, ze keek verrast, alsof ze geen idee had dat ze zoveel aan het woord was.
“Wel dan,” zei ze, “spreek!”
Sam staarde haar op zijn beurt aan en werd afgeleid door hoe blauw haar ogen er uit zagen in het licht van de vroege ochtend. Eindelijk had hij een kans om te spreken, maar hij stokte, en vergat wat hij had willen zeggen.
“Uh…” begon hij.
Polly gooide haar handen in de lucht.
“Jongens!” zo riep ze uit. “Ze willen nooit praten—maar ze hebben zelf nooit wat te zeggen! Wel, ik kan hier niet langer op wachten!” zei ze, ze haastte zich en baande zich een weg door de velden. Ondertussen at ze nog een aardbei.
“Wacht!” riep Sam uit, terwijl hij zich haastte om haar bij te houden. “Waar ga je naartoe?”
“Waarom, om Caitlin te vinden, natuurlijk!”
“Weet jij waar ze is?” vroeg hij.
“Nee,” zei ze. “Maar ik weet waar ze niet is—en dat is in dit veld! We moeten hier weg raken. De dichtsbijzijnde stad vinden, of gebouwen, of wat dan ook, en uitvissen in welk tijdperk we ons bevinden. We moeten ergens starten! En dat is niet op deze plek!”
“Wel, denk je niet dat ook ik mijn zuster wil vinden?!” riep Sam wanhopig uit.
Eindelijk stopte ze en draaide ze zich om, zodat ze recht tegenover hem stond.
“Ik bedoel, wil je dan geen gezelschap?” vroeg Sam, en hij realiseerde zich dat de manier waarop hij het uitdrukte, liet zien hoe erg hij naar Caitlin wilde zoeken met haar. “Wil je dan niet samen zoeken?”
Polly keek hem terug met haar grote blauwe ogen aan. Het was net of ze hem van naderbij wilde bestuderen om een beter beeld van hem te krijgen. Hij voelde dat hij nu van nabij bekeken werd en hij kon zien dat ze zich onzeker voelde. Hij kon niet begrijpen waarom.
“Ik weet het niet,” zei ze eindelijk. “Ik bedoel, je redde jezelf redelijk goed in Parijs—Dat moet ik toegeven maar…”
Ze stopte even.
“Wat is er?” vroeg hij eindelijk.
Polly schraapte haar keel.
“Wel, als je het dan toch wil weten, de laatste—hm—jongen—waar ik wat mee had—Sergei—bleek een leugenaar en een bedrieger te zijn. Hij heeft me erin geluisd en me gebruikt. Ik was te dom om het zelf in te zien. Maar, ik zal me geen tweede keer aan dezelfde steen stoten. En ik ben nog niet klaar om iemand anders van het mannelijke geslacht te vertrouwen—zelfs jou niet. Ik wil nu gewoon mijn tijd niet verspillen aan jongens op dit moment. Niet dat jij en ik—niet dat ik bedoel dat wij—niet dat ik op die manier over jou denk—als iets meer dan een vriend—dan een kennis—”
Polly begon te stotteren en hij kon merken hoe zenuwachtig ze was. Hij kon er niets aan doen, maar het deed hem vanbinnen lachen.
“—maar, het is gewoon dat, los daarvan, ik heb genoeg van jongens. Ik wil je niet beledigen.”
Sam zette een brede glimlach op. Hij hield van haar durf en van haar pit.
“Ik voel me niet beledigd,” antwoordde hij. “Om de waarheid te zeggen,” zei hij, “Ik heb genoeg van meisjes.”
Polly opende haar ogen met grote verbazing. Het was duidelijk niet het antwoord dat ze verwacht had.
“Maar ik denk dat we een betere kans maken om mijn zuster te vinden wanneer we samen zoeken. Ik bedoel—gewoon—” Sam schraapte zijn keel, “—gewoon, op professioneel gebied.”
Nu was het Polly’s beurt om te glimlachen.
“Op professioneel gebied,” herhaalde ze.
Sam reikte, op een formele manier, haar de hand.
“Ik bedoel, we zijn gewoon vrienden—niets meer,” zei hij. “Ik heb de meisjes voor altijd afgezworen. Wat er ook gebeurt.”
“En ik heb de jongens voor altijd afgezworen. Wat er ook gebeurt,” zei Polly, terwijl ze nog altijd onderzoekend naar zijn hand keek en die onzeker in de lucht bleef hangen.
Sam bood haar geduldig zijn hand aan en wachtte.
“Alleen vrienden?” vroeg ze. “Niets meer?”
“Alleen vrienden,” zei Sam.
Ze reikte hem eindelijk de hand, en schudde ze.
Toen ze dat deed, kon Sam alleen maar vaststellen dat ze zijn hand gewoon een beetje te lang vasthield.