Kitobni o'qish: «Een Schreeuw Van Eer »
EEN S C H R E E U W VAN E E R
(Boek #4 in de Tovenaarsring)
Morgan Rice
Over Morgan Rice
Morgan Rice is de #1 Bestverkopende auteur van DE VAMPIER DAGBOEKEN, een tienerserie die inmiddels bestaat uit elf boeken; DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en de #1 Bestverkopende epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit dertien boeken.
Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar het Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Portugees, Japans, Chinees, Zweeds, Nederlands, Turks, Hongaars, Tsjechisch en Slowaaks (met binnenkort meer talen).
Morgan hoort graag van je, dus bring gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app de downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!
Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice
DE TOVERNAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”
--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos
“Rice weet je vanaf het begin in het verhaal mee te slepen, en maakt gebruik van geweldige beschrijvende kwaliteiten die boven het schetsen van de setting uitstijgen… Goed geschreven en leest lekker snel weg.”
--Black Lagoon Reviews (over Turned)
“Een ideaal verhaal voor jonge lezers. Morgan Rice is erin geslaagd om een interessante twist aan het verhaal te geven… Verfrissend en uniek, heeft de klassieke elementen die je in veel paranormale Young Adult verhalen terugvindt. De serie gaat over een meisje… een heel bijzonder meisje! …Leest makkelijk weg maar in een zeer hoog tempo… Een aanrader voor iedereen die houdt van softe paranormale romances.”
--The Romance Reviews (over Turned)
“Had vanaf het begin mijn aandacht en liet die niet los… Dit verhaal is een ongelofelijk avontuur in een hoog tempo, vanaf het begin vol actie. Het wordt nooit saai.”
--Paranormal Romance Guild {over Turned}
“Boordevol actie, romantiek, avontuur en spanning. Haal deze in huis en wordt opnieuw verliefd.”
--vampirebooksite.com (over Turned)
“Een geweldig plot, en dit is echt zo’n boek dat je ‘s avonds niet kan wegleggen. Het einde was een cliffhanger die zo spectaculair was dat je onmiddellijk het volgende boek wil kopen, alleen om erachter te komen wat er gebeurd.”
--The Dallas Examiner {over Loved}
“Een boek dat zich kan meten met TWILIGHT en THE VAMPIRE DIARIES, één die je in één ruk uit wil lezen! Als je houdt van avontuur, liefde en vampieren dat is dit het boek voor jou!”
--Vampirebooksite.com {over Turned}
“Morgan Rice bewijst wederom een extreem getalenteerde verhalenverteller te zijn… Dit zou een breed publiek aanspreken, inclusief de jongere fans van het vampier/fantasy genre. Het eindigde met een onverwachte cliffhanger die je zal schokken.”
--The Romance Reviews {over Loved}
Boeken door Morgan Rice
THE SORCERER’S RING (DE TOVENAARSRING)
A QUEST OF HEROES (Book #1)--EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)
A MARCH OF KINGS (Book #2)--EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)
A FATE OF DRAGONS (Book #3)--EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)
A CRY OF HONOR (Book #4)--EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)
A VOW OF GLORY (Book #5)--EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)
A CHARGE OF VALOR (Book #6)--EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)
A RITE OF SWORDS (Book #7)--EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)
A GRANT OF ARMS (Book #8)--EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)
A SKY OF SPELLS (Book #9)--EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)
A SEA OF SHIELDS (Book #10)--EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)
A REIGN OF STEEL (Book #11)--EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)
A LAND OF FIRE (Book #12)--EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)
A RULE OF QUEENS (Book #13)--EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)
THE SURVIVAL TRILOGY-- DE SURVIVAL TRILOGIE
ARENA ONE: SLAVERUNNERS (Book #1)-- ARENA EEN: SLAVERSUNNERS (Boek #1)
ARENA TWO (Book #2)-- ARENA TWEE (Boek #2)
THE VAMPIRE JOURNALS-- DE VAMPIER DAGBOEKEN
TURNED (Book #1)-- VERANDERD (Boek #1)
LOVED (Book #2)-- GELIEFD (Boek #2)
BETRAYED (Book #3)-- VERRADEN (Boek #3)
DESTINED (Book #4)-- VOORBESTEMD (Boek #4)
DESIRED (Book #5)-- VERLANGD (Boek #5)
BETROTHED (Book #6)-- VERLOOFD (Boek #6)
VOWED (Book #7)-- BELOOFD (Boek #7)
FOUND (Book #8)-- GEVONDEN (Boek #8)
RESURRECTED (Book #9)-- HERREZEN (Boek #9)
CRAVED (Book #10)-- BEGEERT (Boek #10)
FATED (Book #11)--VERDOEMD (Boek #11)
Luister naar DE TOVENAARSRING serie als audioboek!
Copyright © 2013 door Morgan Rice
Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.
Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.
Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig. Omslagafbeelding copyright Bob Orsillo, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.
INHOUD
HOOFDSTUK ÉÉN
HOOFDSTUK TWEE
HOOFDSTUK DRIE
HOOFDSTUK VIER
HOOFDSTUK VIJF
HOOFDSTUK ZES
HOOFDSTUK ZEVEN
HOOFDSTUK ACHT
HOOFDSTUK NEGEN
HOOFDSTUK TIEN
HOOFDSTUK ELF
HOOFDSTUK TWAALF
HOOFDSTUK DERTIEN
HOOFDSTUK VEERTIEN
HOOFDSTUK VIJFTIEN
HOOFDSTUK ZESTIEN
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
HOOFDSTUK ACHTTIEN
HOOFDSTUK NEGENTIEN
HOOFDSTUK TWINTIG
HOOFDSTUK EENENTWINTIG
HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG
HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG
HOOFDSTUK VIERENTWINTIG
HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG
HOOFDSTUK ZESENTWINTIG
HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG
HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG
HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG
HOOFDSTUK DERTIG
HOOFDSTUK EENENDERTIG
HOOFDSTUK TWEEËNDERTIG
HOOFDSTUK DRIEËNDERTIG
HOOFDSTUK VIERENDERTIG
HOOFDSTUK VIJFENDERTIG
HOOFDSTUK ZESENDERTIG
HOOFDSTUK ZEVENENDERTIG
HOOFDSTUK ACHTENDERTIG
HOOFDSTUK NEGENENDERTIG
“Wees niet bang voor grootheid:
sommigen zijn groot geboren,
sommigen bereiken grootheid,
en anderen krijgen grootheid opgedrongen.”
—William Shakespeare
Twelfth Night
HOOFDSTUK ÉÉN
Luanda rende over het slagveld. Ze kon nog net een galopperend paard ontwijken terwijl ze zich een weg baande richting het kleine huisje waar Koning McCloud zich ophield. Ze hield de koude, ijzeren punt in haar hand, bevend, terwijl ze de stoffige velden doorkruiste van deze stad die ze ooit kende, deze stad van haar mensen. Ze hadden haar maandenlang gedwongen om de gruwelijke slachtpartijen gade te slaan—en ze had er genoeg van. Er was iets in haar geknapt. Het kon haar niets meer schelen dat ze het tegen het hele McCloud leger moest opnemen—ze zou doen wat ze kon om het te stoppen.
Luanda wist dat wat ze op het punt stond te doen gestoord was, dat ze haar leven riskeerde, en dat McCloud haar hoogstwaarschijnlijk zou doden. Maar ze duwde die gedachten weg. Het was tijd om te doen wat juist was—ongeacht de prijs die ze daarvoor moest betalen.
In de verte, aan de andere kant van het slagveld, tussen de soldaten, spotte ze McCloud, die dat arme, schreeuwende meisje een verlaten woning in sleurde—een klein kleien huisje. Hij sloeg de deur achter hen dicht.
“Luanda!” klonk een schreeuw.
Ze draaide zich om en zag Bronson, nauwelijks honderd meter verderop, achter haar aan rennen. Hij werd belemmerd door de eindeloze stroom van paarden en soldaten, waardoor hij meerdere keren moest stoppen.
Nu was haar kans. Als Bronson haar zou inhalen, zou hij haar tegenhouden.
Luanda versnelde haar pas, knijpend in de metalen punt, en probeerde niet te denken aan hoe gestoord dit allemaal was, aan hoe klein haar kansen waren. Als hele legers McCloud niet konden overwinnen, als zijn eigen generaals en zijn eigen zoon bang voor hem waren, wat voor kans had zij dan in haar eentje?
Luanda had bovendien nog nooit een man gedood, laat staat een man van McClouds status. Zou ze verstijven als het zover was? Zou ze hem echt kunnen besluipen? Was hij echt ondoordringbaar, zoals Bronson had gewaarschuwd?
Luanda voelde zich medeplichtig aan het bloedvergieten, aan het vernietigen van haar eigen land. Achteraf gezien had ze er, ondanks haar liefde voor Bronson, spijt van dat ze ooit akkoord was gegaan om met een McCloud te trouwen. De McClouds, zo had ze ondervonden, waren wilden, die geheel ontoerekeningsvatbaar waren. De MacGils hadden geluk dat de Hooglanden hen van hen scheidden, en dat ze tot dusver aan hun kant van de Ring waren gebleven. Ze was naïef geweest, stom om te denken dat de McClouds niet zo slecht waren als haar was vertelt. Ze had gedacht dat ze hen kon veranderen, dat de kans om een McCloud prinses te zijn—en op een dag koningin—het op de één of andere manier waard zou zijn, ongeacht het risico.
Maar nu wist ze dat ze het mis had gehad. Ze zou alles opgeven—haar titel, haar rijkdom, haar faam, alles—om de McClouds nooit ontmoet te hebben, om weer veilig bij haar familie aan haar kant van de Ring te zijn. Ze was nu kwaad op haar vader vanwege het feit dat hij het huwelijk had gearrangeerd; zij was jong en naïef, maar hij had beter moeten weten. Was politiek zo belangrijk voor hem dat hij bereid was zijn eigen dochter op te offeren? Ze was ook kwaad dat hij was gestorven, en dat hij haar in deze situatie had achtergelaten.
Luanda had de afgelopen maanden op de harde manier ondervonden dat ze op zichzelf aangewezen was, en nu was haar kans om het goed te maken.
Ze trilde terwijl ze bij het bescheiden huisje arriveerde. De donkere, eikenhouten deur was gesloten. Ze keek om zich heen, in de veronderstelling dat McClouds mannen haar gezien hadden; maar tot haar opluchting waren zij veel te druk met het aanrichten van schade.
Ze strekte haar hand uit, greep de deurknop, en draaide hem zo voorzichtig als ze kon om, biddend dat McCloud niets door zou hebben.
Ze stapte naar binnen. Het was donker, en haar ogen pasten zich langzaam aan van het felle zonlicht buiten; het was hier ook koeler, en terwijl ze over de drempel stapte was het eerste dat ze hoorde het gekreun en geschreeuw van het meisje. Terwijl haar ogen aan de duisternis begonnen te wennen, keek ze het huisje rond en zag McCloud, vanaf zijn middel uitgekleed, op de vloer. Het meisje, dat naakt was, worstelde onder hem. Ze huilde en schreeuwde terwijl McCloud haar met zijn vlezige handpalm de mond snoerde.
Luanda kon nauwelijks geloven dat ze hier echt was, dat ze er echt mee doorging. Aarzelend deed ze een stap naar voren. Haar handen trilden, haar knieën waren zwak, en ze bad dat ze de kracht zou hebben om het af te maken. Ze hield de ijzeren punt vast alsof het haar levenslijn was.
Alstublieft, God, laat me deze man doden.
Ze hoorde McCloud grommen en kreunen, als een wild beest dat zich tegoed deed aan zijn prooi. Hij was meedogenloos. Het geschreeuw van het meisje leek harder te worden bij elke beweging.
Luanda nam nog een stap, en toen nog één, en was nog slechts een meter van hen verwijderd. Ze keek neer op McCloud en bestudeerde zijn lichaam, in een poging te bepalen wat de beste plek was om hem te raken. Gelukkig had hij zijn maliënkolder verwijderd en droeg hij alleen een dun, stoffen shirt, dat nu doorweekt was met zweet. Ze kon het vanaf hier ruiken, en ze deinsde terug. Het verwijderen van zijn wapenrusting was een domme zet geweest, en het zou, zo besloot Luanda, zijn laatste fout zijn. Ze zou de metalen punt in zijn rug zetten.
Terwijl McClouds gekreun een hoogtepunt bereikte, hief Luanda de metalen punt hoog. Ze dacht aan hoe haar leven na dit moment zou veranderen, hoe binnen enkele seconden niets meer hetzelfde zou zijn. Het McCloud koninkrijk zou bevrijd zijn van haar tiran; haar mensen zou verdere vernietiging bespaard blijven. Haar kersverse man zou zijn plaats innemen en alles zou eindelijk goed komen.
Luanda stond daar, verstijfd van angst. Ze trilde. Als ze nu niet zou handelen, zou het te laat zijn.
Ze hield haar adem in, nam een laatste stap naar voren, hield de punt hoog boven haar hoofd vast, met beide handen, en liet zich plotseling op haar knieën vallen terwijl ze met al haar kracht de ijzeren punt naar beneden bracht.
Maar er gebeurde iets dat ze niet had verwacht, en het gebeurde allemaal in een waas, te snel voor haar om te reageren: McCloud rolde op het laatste moment uit de weg. Voor een man van zijn formaat, was hij veel sneller dan ze zich kon voorstellen. Hij rolde opzij, waardoor het meisje onder hem ineens blootlag. Het was te laat voor Luanda om te kunnen stoppen.
De ijzeren punt kwam naar beneden, en boorde zich, tot Luanda’s afgrijzen, in de borst van het meisje.
Het meisje schoot overeind, gillend, en Luanda voelde hoe de punt haar vlees doorboorde, helemaal tot aan haar hart. Bloed gutste uit haar mond en ze staarde Luanda doodsbang aan, verraden.
Toen viel ze naar achteren, dood.
Luanda knielde, verdoofd, getraumatiseerd. Ze kon nauwelijks bevatten wat er zojuist was gebeurd. Voordat ze het allemaal kon verwerken, voordat ze kon beseffen dat McCloud veilig was, voelde ze een pijnlijke klap tegen de zijkant van haar gezicht, en ze ging tegen de grond.
Ze was zich vaag bewust van het feit dat McCloud haar had geslagen, dat hij inderdaad elk van haar bewegingen had geanticipeerd vanaf het moment dat ze de kamer was binnengelopen. Hij had zijn onwetendheid geveinsd. Hij had op dit moment gewacht, gewacht op de perfecte kans om niet alleen haar aanval te ontwijken, maar haar tegelijkertijd dit arme meisje te laten doden, om haar het schuldgevoel te geven.
Voordat haar wereld donker werd, ving Luanda nog een glimp van McClouds gezicht op. Hij grijnsde, zijn mond open, hijgend, als een wild beest. Het laatste dat ze hoorde, voor zijn laars haar gezicht trof, was zijn brullende stem:
“Je hebt me een plezier gedaan,” zei hij. “Ik was toch al klaar met haar.”
HOOFDSTUK TWEE
Gwendolyn rende door de kronkelende zijstraatjes van het meest vervallen deel van het Koninklijk Hof. De tranen liepen over haar wangen terwijl ze wegrende van het kasteel, in een poging zover mogelijk bij Gareth vandaan te komen. Haar hart ging nog tekeer van hun confrontatie, van het zien van Firths levenloze lichaam, van Gareths bedreigingen. Ze probeerde wanhopig om de waarheid uit zijn leugens te filteren. Maar in Gareths zieke geest waren de waarheid en leugens met elkaar vervlochten, en het was zo moeilijk om erachter te komen wat echt was. Had hij geprobeerd haar bang te maken? Of was alles dat hij had gezegd waar?
Gwendolyn had Firths levenloze lichaam met haar eigen ogen aanschouwd, en dat vertelde haar dat misschien deze keer alles wat hij zei waar was. Misschien was Godfrey echt vergiftigd; misschien zou ze echt worden uitgehuwelijkt aan de wilde Nevaruns; en misschien liep Thor op dit moment wel echt in een hinderlaag. De gedachte deed haar huiveren.
Ze voelde zich hulpeloos. Ze moest het goedmaken. Ze kon niet helemaal naar Thor toe rennen, maar wel naar Godfrey, om te zien of hij echt vergiftigd was—en of hij nog leefde.
Gwendolyn rende dieper het vervallen gedeelte van de stad in. Ze verbaasde zich over het feit dat ze hier weer zo snel terug was, voor de tweede keer in twee dagen, in dit afschuwelijke deel van het Koninklijk Hof. Ze had gezworen er nooit meer terug te keren. Als Godfrey werkelijk vergiftigd was, wist ze dat het in het bierhuis gebeurd moest zijn. Waar anders? Ze was kwaad op hem dat hij was terug gegaan, dat hij niet waakzaam was geweest, dat hij zo onvoorzichtig was geweest. Maar bovenal vreesde ze voor hem. Ze besefte hoeveel ze de afgelopen dagen om haar broer was gaan geven, en de gedachte om hem te verliezen, zeker nadat ze net haar vader was verloren, liet een grote leegte in haar hart achter. Op de één of andere manier voelde ze zich verantwoordelijk.
Gwen voelde zich overspoeld worden door angst terwijl ze door de straten rende. Niet vanwege de dronkaards en schurken om haar heen; maar omdat ze bang was voor Gareth. Hij had zo demonisch geleken. Ze kon het beeld van zijn gezicht, van zijn ogen—zo zwart, zo zielloos—maar niet uit haar gedachten krijgen. Hij had er bezeten uit gezien. Dat hij op hun vaders troon had gezeten maakt het nog surreëler. Ze vreesde voor zijn represailles. Misschien was hij inderdaad van plan om haar uit te huwelijken, iets dat ze nooit zo toestaan; of misschien wilde hij haar alleen laten schrikken, en was hij in feite van plan om haar te laten vermoorden. Gwen keek om zich heen, en elk gezicht leek vijandig en vreemd. Iedereen leek een potentiële bedreiging, gestuurd door Gareth om haar van kant te maken. Ze begon paranoïde te worden.
Gwen ging een hoek om en haar schouders raakten die van een dronken oude man—wat haar uit balans bracht—en ze gilde onvrijwillig. Ze was gespannen. Het duurde even voor ze besefte dat de man slechts een onvoorzichtige voorbijganger was, en niet één van Gareths handlangers; ze draaide zich om en zag hem strompelen, zonder dat hij de moeite nam om zich te verontschuldigen. De onwaardigheid van dit deel van de stad was ernstiger dan ze kon bevatten. Als het niet om Godfrey was, zou ze hier nooit in de buurt komen, en ze haatte hem voor het feit dat ze hier nu was. Waarom had hij niet gewoon bij de bierhuizen uit de buurt kunnen blijven?
Gwen ging nog een hoek om, en daar was het: Godfreys stamkroeg, een zwak excuus voor een taverne. Het gebouw stond scheef, de deur op een kier, en er kwam een stroom dronkaards naar buiten. Ze verspilde geen seconde en haastte zich naar binnen.
Het duurde even voor haar ogen gewend waren aan de donkere bar, die naar verrot bier en oud zweet rook; en iedereen in de bar zweeg toen ze binnenstapte. Zo’n twintig man draaiden zich om en keken haar verrast aan. Daar was ze, een lid van de Koninklijke familie, gekleed in haar beste gewaden, deze ruimte binnenstormend die waarschijnlijk al jaren niet was schoongemaakt.
Ze liep naar een lange man met een grote buik die ze herkende als Akorth, één van Godfreys drinkmaatjes.
“Waar is mijn broer?” commandeerde ze.
Akorth, die doorgaans heel vrolijk was en altijd klaar was om om één van zijn zelfingenomen grappen te lachen, veraste haar: hij schudde slechts zijn hoofd.
“Het ziet er niet goed uit, mijn vrouwe,” zei hij somber.
“Wat bedoel je?” wilde ze weten. Haar hart bonsde.
“Hij heeft wat slecht bier gedronken,” zei een lange, slanke man die ze herkende als Fulton, Godfreys andere drinkmaatje. “Hij is gisteravond laat neergegaan. Is niet meer opgestaan.”
“Leeft hij nog?” vroeg ze in paniek, terwijl ze Akorths pols greep.
“Nauwelijks,” antwoordde hij, terwijl hij naar beneden keek. “Hij heeft het zwaar. Ongeveer een uur geleden kon hij niet eens meer praten.”
“Waar is hij?” wilde ze weten.
“Achter, juffrouw,” zei de barman, die over de bar leunde terwijl hij een bierpul afdroogde. Hij zag er ook somber uit. “En ik hoop dat u een plan heeft voor hem. Ik kan geen lijk hebben in mijn zaak.”
Gwen veraste zichzelf. Ze trok een kleine dolk tevoorschijn, leunde naar voren en hield de punt tegen de keel van de barman aan.
Hij slikte en keek haar geschokt aan.
“Ten eerste,” zei ze, “dit is geen zaak—het is een druipend gat, en eentje die met door de Koninklijke wachters met de grond gelijk zal worden gemaakt als je nog één keer op zo’n manier tegen me praat. Je kunt beginnen met me aan te spreken als mijn vrouwe.”
Gwen was buiten zichzelf van woede, en was verast door de kracht die haar overviel; ze had geen idee waar die vandaan kwam.
De barman slikte.
“Mijn vrouwe,” herhaalde hij.
Gwen hield de dolk tegen zijn keel.
“Ten tweede, mijn broer zal niet sterven—en zeker niet hier. Zijn lijk zou jouw zaak veel meer eer aandoen dan enige levende ziel die hier ooit is geweest. En als hij wel sterft, kun je er op rekenen dat jij beschuldigd wordt.”
“Maar ik heb niets verkeerd gedaan, mijn vrouwe!” smeekte hij. “Het was hetzelfde bier dat ik alle anderen heb geserveerd!”
“Iemand moet het vergiftigd hebben,” voelde Akorth toe.
“Dat zou iedereen geweest kunnen zijn,” zei Fulton.
Gwen liet langzaam haar dolk zakken.
“Breng me naar hem toe. Nu!” beval ze.
De barman liet nederig zijn hoofd zakken, draaide zich om en haastte zich door een zijdeur achter de bar. Gwen, Akorth en Fulton volgden hem.
Gwen ging de kleine ruimte achterin de taverne binnen en hoorde zichzelf naar adem snakken terwijl ze haar broer, Godfrey, op zijn rug op de grond zag liggen. Ze had hem nog nooit zo bleek gezien. Hij leek op het randje van de dood te balanceren. Het was allemaal waar.
Gwen rende haar hem toe en knielde naast hem neer. Ze pakte zijn hand vast en voelde hoe koud en klam die was. Hij reageerde niet. Zijn hoofd lag op de grond. Hij was ongeschoren en zijn vette haar plakte tegen zijn voorhoofd. Maar ze voelde een pols, en hoewel hij zwak was, was hij voelbaar; en ze zag zijn borst omhoog gaan bij iedere ademhaling. Hij leefde nog.
Plotseling voelde ze een enorme woede in zich opwellen.
“Hoe kon je hem hier zo achterlaten?” schreeuwde ze naar de barman. “Mijn broer, een lid van de Koninklijke familie, alleen achtergelaten als een hond op de grond, terwijl hij stervende is?”
De barman slikte. Hij zag er nerveus uit.
“Wat had ik anders moeten doen, mijn vrouwe?” vroeg hij onzeker. “Dit is geen ziekenhuis. Iedereen zei dat hij praktisch dood was, en—”
“Hij is niet dood!” schreeuwde ze. “En jullie twee,” zei ze, terwijl ze zich tot Akorth en Fulton wendde, “wat voor vrienden zijn jullie? Zou hij jullie zo hebben achtergelaten?”
Akorth en Fulton wisselden een angstige blik uit.
“Vergeef mij,” zei Akorth. “De dokter kwam afgelopen nacht. Hij keek naar hem en zei dat hij stervende was—en dat hij niet lang meer zou hebben. Ik dacht niet dat er nog iets gedaan zou kunnen worden.”
“We zijn het grootste gedeelte van de nacht bij hem gebleven, mijn vrouwe,” voegde Fulton toe, “aan zijn zijde. We namen net even pauze, we hebben een drankje gedaan om ons verdriet te verdrinken, en toen kwam u binnen en—”
Gwen haalde woedend uit en sloeg de bierpullen uit hun handen. Ze vielen op de vloer uiteen, en het bier spatte alle kanten op. Geschokt keken ze naar haar op.
“Jullie twee, pak elk één kant van hem,” beval ze koel, terwijl ze opstond. “Jullie zullen hem hier wegdragen. Jullie zullen me door het Koninklijk Hof volgen tot we de Koninklijke Genezer bereiken. Mijn broer zal een kans op echt herstel krijgen, en hij zal niet op sterven na dood worden achtergelaten wegens de verklaring van een of andere idiote dokter.
“En jij,” voegde ze toe, terwijl ze zich tot de barman wendde. “Als mijn broer dit overleefd en hij hier terugkomt, en jij waagt het om hem een drankje te serveren, zal ik er persoonlijk op toezien dat je in de kerker wordt gegooid en dat je er nooit meer uitkomt.”
De barman schuifelde nerveus heen en weer en boog beschaamd zijn hoofd.
“Bewegen!” schreeuwde ze.
Akorth en Fulton schrokken, en kwamen in actie. Gwen haastte zich de kamer uit, de twee achter haar aan terwijl ze haar broer droegen. Ze volgden haar de bar uit, het daglicht in.
Ze haastten zich door de drukke achterafstraatjes van het Koninklijk Hof, en Gwen kon alleen maar bidden dat het niet te laat zou zijn.