Kitobni o'qish: «Dood en een hond»
DOOD EN EEN HOND
(Een Lacey Doyle Cozy Mystery—Boek Twee)
FIONA GRACE
Fiona Grace
Debutant Fiona Grace is de auteur van de LACEY DOYLE COZY MYSTERY-serie, die bestaat uit MOORD IN HET LANDHUIS (boek 1), DOOD EN EEN HOND (boek 2) en MISDAAD IN HET CAFÉ (boek 3). Fiona hoort graag van je, dus bezoek www.fionagraceauthor.com om gratis e-boeken te ontvangen, het laatste nieuws te horen en contact te houden.
Copyright © 2019 door Fiona Grace. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.
Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.
Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.
Omslagafbeelding Copyright Helen Hotson, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.
BOEKEN DOOR FIONA GRACE
LACEY DOYLE COZY MYSTERY
MOORD IN HET LANDHUIS (boek 1)
DOOD EN EEN HOND (boek 2)
MISDAAD IN HET CAFÉ (boek 3)
HOOFDSTUK EEN
De bel boven de deur rinkelde. Lacey keek op en zag dat een oudere meneer haar antiekwinkel was binnengewandeld. Hij was gekleed als een Engelse plattelander. Dat zou er in Lacey’s oude stad, New York City, merkwaardig uit hebben gezien. Hier, in het Britse kustplaatsje Wilfordshire, zag hij er echter niet anders uit dan de rest van de inwoners. Maar Lacey, die inmiddels de meeste inwoners van het kleine stadje wel kende, herkende hem niet. Ze zag zijn verwonderde uitdrukking en vroeg zich af of hij verdwaald was.
Ze besefte dat hij misschien hulp nodig had en deed bedekte snel de microfoon van de telefoon die ze in haar hand had—halverwege een gesprek met de RSPCA—en riep over de toonbank, “Ik kom zo bij u. Ik moet even dit telefoontje afronden.”
De man leek haar niet te horen. Hij keek gefascineerd naar een plank met kristallen beeldjes.
Lacey wist dat ze haar gesprek met de RSPCA snel moest afronden zodat ze zich tot de verwonderd uitziende klant kon richten, dus ze haalde haar hand van de microfoon af.
“Mijn excuses. Kunt u dat herhalen?”
De stem aan de andere kant van de lijn was van een man. Hij zuchtte vermoeid. “Wat ik zei, juffrouw Doyle, is dat ik vanwege veiligheidsmaatregelen geen details van medewerkers mag vrijgeven. Dat begrijpt u toch zeker wel?”
Lacey had dit allemaal al eerder gehoord. Ze had eerst de RSPCA gebeld voor de officiële adoptie van Chester, de Engelse shepherd die min of meer hoorde bij de antiekwinkel die ze leasete (zijn vorige eigenaren, die de winkel voor haar hadden gerund, waren in een tragisch ongeluk om het leven gekomen en Chester was helemaal terug naar huis gelopen). Maar ze had de schrik van haar leven gekregen toen de vrouw aan de andere kant van de lijn haar had gevraagd of ze familie was van Frank Doyle—de vader die haar toen ze zeven was in de steek had gelaten. De verbinding was verbroken en ze had sindsdien elke dag teruggebeld om de vrouw met wie ze gesproken had te traceren. Maar het bleek dat alle telefoontjes nu naar een centraal callcenter in Exeter gingen en het was Lacey niet gelukt om de vrouw te vinden die op de een of andere manier haar vaders naam kende.
Lacey klemde haar vingers om de hoorn en deed haar best om kalm te blijven. “Ja, ik begrijp dat u me haar naam niet mag geven. Maar kunt u me niet met haar doorverbinden?”
“Nee, juffrouw,” antwoordde de jonge man. “Nog afgezien van het feit dat ik niet weet wie die vrouw is, we hebben een callcenter systeem. De telefoontjes worden willekeurig toegewezen. Het enige dat ik kan doen—wat ik al gedaan heb—is een melding met uw gegevens in ons systeem zetten.” Hij begon geërgerd te klinken.
“Maar wat als zij die melding niet ziet?”
“Dat is goed mogelijk. We hebben heel veel medewerkers die vrijwillig op ad hoc basis werken. Het kan zelfs zijn dat degene met wie u heeft gesproken sinds het oorspronkelijke telefoontje niet meer op kantoor is geweest.”
Ook dat had Lacey al eerder gehoord, meerdere keren zelfs, maar ze wenste en hoopte elke keer op een andere uitkomst. De medewerkers van het callcenter leken behoorlijk klaar met haar te zijn.
“Maar als ze een vrijwilligster was, betekent dat dan dat ze misschien nooit meer terugkomt?” vroeg Lacey.
“Natuurlijk. Dat is mogelijk. Maar ik weet niet wat u wilt dat ik daaraan doe.”
Lacey had genoeg van het aandringen voor vandaag. Ze zuchtte en legde zich erbij neer. “Oké, evengoed bedankt.”
Ze hing op, een zwaar gevoel in haar borst. Maar ze zou er niet te lang bij stil staan. Haar pogingen om meer te weten te komen over haar vader leken altijd te bestaan uit twee stappen voorwaarts en anderhalve stap terug. Ze begon gewend te raken aan de doodlopende sporen en teleurstellingen. Bovendien had ze een klant om zich om te bekommeren en haar geliefde winkel was belangrijker voor Lacey dan wat dan ook.
Sinds de twee rechercheurs, Karl Turner en Beth Lewis, een officiële verklaring hadden afgelegd over dat zij niets te maken had met de moord op Iris Archer—en dat ze hen inderdaad had geholpen om de zaak op te lossen—ging het weer goed met Lacey’s winkel. De zaak bloeide op met een gestage stroom van dagelijkse klanten, bestaand uit zowel plaatselijke inwoners als toeristen. Lacey had nu genoeg inkomen voor de koop van Crag Cottage (iets waar ze met Ivan Parry, haar huidige huisbaas, nog over in onderhandeling was) en ze had zelfs genoeg inkomen om Gina, haar buurvrouw en vriendin, te betalen voor haar parttime werk. Niet dat Lacey vrij nam wanneer Gina aan het werk was—ze gebruikte die tijd om zich te verdiepingen in het veilingmeesterschap. Ze had zo veel plezier gehad in het organiseren van de veiling van de bezittingen van Iris Archer, dat ze had besloten om elke maand een veiling te organiseren. Morgen was Lacey’s eerstvolgende veiling. Ze was opgewonden.
Ze liep achter de toonbank vandaan—Chester tilde zijn kop even op om zijn gebruikelijke piepje te laten horen. De man was een vreemdeling, niet een van haar vaste klanten. Hij staarde aandachtig naar de plank met kristallen ballerina’s.
Lacey streek haar donkere krullen uit haar gezicht en liep naar de oudere man toe.
“Bent u op zoek naar iets specifieks?” vroeg ze terwijl ze naast hem kwam staan.
De man schrok. “Hemeltje, je laat me schrikken!”
“Het spijt me,” zei Lacey. Toen zag ze zijn gehoorapparaatje en maakte een mentale aantekening om voortaan geen oudere mensen meer van achteren te benaderen. “Ik vroeg me alleen af of u op zoek was naar iets specifieks, of dat u gewoon aan het rondkijken was?”
De man keek weer naar de beeldjes en er speelde een glimlachje rond zijn lippen. “Het is een grappig verhaal,” zei hij. “Het is de verjaardag van mijn wijlen vrouw. Ik kwam naar de stad voor wat thee en taart, als een soort herdenkingsviering, zie je. Maar toen ik langs jouw winkel liep, voelde ik de drang om naar binnen te lopen.” Hij wees naar de kristallen beeldjes. “Die waren het eerste dat ik zag.” Hij wierp Lacey een veelbetekenende blik toe. “Mijn vrouw was danseres.”
Lacey beantwoordde zijn glimlach, geraakt door zijn aangrijpende verhaal. “Wat mooi!”
“Het was in de jaren zeventig,” vervolgde de oudere man. Hij strekte een trillende hand en pakte een model van de plank. “Ze zat bij het Koninklijke Balletgenootschap. Sterker nog, ze was hun eerste ballerina met—”
Op dat moment werd de man onderbroken door het kabaal van een busje dat te snel over de drempel voor de winkel reed. De daaropvolgende bang die het busje maakte liet hem schrikken en het beeldje gleed uit zijn handen. De arm van de ballerina brak af en rolde onder de kast.
“Oh, lieve help!” riep de man uit. “Het spijt me zo!”
“Maakt u zich geen zorgen,” verzekerde Lacey hem. Ze staarde uit het raam naar de witte bestelbus, die de stoep was opgereden en tot stilstand was gekomen. De motor haperde en er kwam rook uit de uitlaat. “U kon er niets aan doen. Ik denk dat de bestuurder de drempel niet heeft gezien. Hij heeft waarschijnlijk zijn bus beschadigd!”
Ze hurkte en reikte met een arm onder de kast, tot haar vingertoppen de scherpe rand van het kristal raakten. Ze trok haar arm terug—die nu onder het stof zat—en stond weer op. Op dat moment zag ze de bestuurder van het bestelbusje uitstappen.
“Dat méén je niet…” mompelde Lacey. Ze keek met samengeknepen ogen naar de schuldige. “Taryn.”
Taryn was de eigenaresse van de boetiek naast haar zaak. Het was een verwaande, zielige vrouw, die zonder twijfel Lacey’s Minst Favoriete Persoon in Wilfordshire was. Ze probeerde Lacey altijd dwars te zitten en haar de stad uit te drijven. Taryn had alles uit de kast getrokken om Lacey’s pogingen om hier een onderneming op te zetten te saboteren. Ze had zelfs gaten in de muur van haar eigen winkel geboord, alleen om Lacey te irriteren! En hoewel de vrouw om een wapenstilstand had gevraagd nadat haar klusjesman te ver was gegaan en betrapt was toen bij op een nacht bij Lacey’s cottage rondspookte, was Lacey er niet zeker van geweest of ze haar nog kon vertrouwen. Taryn speelde vuile spelletjes. Dit was vast en zeker een van haar trucjes. Om te beginnen wist ze dondersgoed dat die verkeersdrempel daar zat—die was nota bene zichtbaar vanuit haar eigen winkelraam! Dat betekende dat ze er opzettelijk te snel overheen was gereden. En om het nog erger te maken had ze haar bestelbus pal voor Lacey’s winkel geparkeerd, in plaats van voor haar eigen boetiek. Om het zicht te blokkeren, of om haar zaak in uitlaatgassen te hullen.
“Het spijt me echt,” herhaalde de man. Lacey richtte haar aandacht weer op hem. Hij had nog steeds het beeldje vast, dat nu één arm had. “Alsjeblieft. Laat me voor de schade betalen.”
“Absoluut niet,” zei Lacey stellig tegen hem. “U heeft niets verkeerd gedaan.” Haar blik ging weer naar het raam. Ze staarde naar Taryn en volgde de vrouw die behoedzaam naar de achterkant van haar bestelbus wandelde, alsof er niets aan de hand was. Lacey’s ergernis groeide. “Als het iemands schuld is, is het de bestuurder.” Ze balde haar handen tot vuisten. “Het is bijna alsof ze het expres deed. Ow!”
Lacey voelde iets scherps in haar handpalm prikken. Ze had zo hard in de gebroken arm van de ballerina geknepen dat het kristal in haar huid sneed.
“Oh!” riep de man uit bij de aanblik van de heldere bloeddruppel in haar handpalm. Hij greep het stukje kristal uit haar hand, alsof dat de wond op de een of andere manier zou genezen. “Ben je in orde?”
“Excuseert u mij alstublieft even,” zei Lacey.
Ze liet de verbijstert uitziende man—met een gebroken ballerina in de ene hand en een lichaamsloze arm in de andere—achter in haar winkel en liep de straat op. Ze beende recht op haar vijand af.
“Lacey!” straalde Taryn terwijl ze de achterklep van de bestelbus omhoogtrok. “Hoop dat je het niet erg vind dat ik hier parkeer? Ik moet de nieuwe collectie uitladen. Is de zomer niet het meest geweldige modeseizoen?”
“Ik vind het niet erg dat je hier parkeert,” zei Lacey. “Maar ik ben er niet blij mee dat je zo snel over de verkeersdrempel rijdt. Je weet dat die drempel precies voor mijn winkel ligt. Het kabaal gaf mijn klant bijna een hartaanval.”
Toen merkte ze op dat Taryn zo hard geparkeerd dat haar grote bestelbus Lacey’s zicht blokkeerde op Toms patisserie, aan de overkant van de straat. Dát was sowieso opzettelijk!
“Begrepen,” zei Taryn met valse jovialiteit. “Ik zal zorgen dat ik langzamer rij als het tijd is om de herfstcollectie binnen te halen. Hé, je moet eens langskomen als ik dit allemaal het opgeruimd. Je garderobe een opfrisser geven. Trakteer jezelf. Je verdient het.” Haar blik gleed over Lacey’s outfit. “En het is hoog tijd.”
“Ik zal erover nadenken,” zei Lacey vlak en ze wierp Taryn een net zo valse glimlach toe.
Op het moment dat ze de vrouw de rug toekeerde, veranderde haar glimlach in een grijns. Taryn was echt de koningin van dubbelzinnige complimentjes.
Toen ze haar winkel weer binnenkwam, zag Lacey dat haar oudere klant nu bij de toonbank stond te wachten en dat er een tweede persoon—een man in een donker pak—was binnengekomen. Onder toeziend oog van Chester struinde hij langs de plank gevuld met nautische items die Lacey morgen plande te veilen. Zelfs vanaf hier kon ze zijn aftershave ruiken.
“Ik kom zo bij u,” riep Lacey naar de nieuwe klant. Ze haastte zich naar de toonbank waar de oudere man stond te wachten.
“Hoe gaat het met je hand?” vroeg de man haar.
“Niets aan de hand.” Ze keek naar de kleine kras in haar handpalm, die al niet meer bloedde. “Sorry dat ik zo wegstormde. Ik moest—” ze koos haar woorden zorgvuldig, “—even iets regelen.”
Lacey was vastberaden om zich niet door Taryn te laten kennen. Als ze de eigenaresse van de boetiek het bloed onder haar nagels vandaan liet halen, stond dat gelijk aan het scoren van een eigen doelpunt.
Toen Lacey achter de toonbank glipte, zag ze dat de oude meneer het gebroken beeldje had neergezet.
“Ik wil het graag kopen,” verkondigde hij.
“Maar het is kapot,” zei Lacey. Het was duidelijk dat hij gewoon aardig wilde zijn, hoewel hij geen reden had om zich schuldig te voelen. Het was echt zijn schuld niet.
“Ik wil het nog steeds.”
Lacey bloosde. Hij was vastbesloten.
“Laat u me op zijn minst proberen om het te repareren?” zei ze. “Ik heb wat secondelijm en—”
“Zeker niet!” onderbrak de man haar. “Ik wil het zoals het is. Zie je, het herinnert me nu nog meer aan mijn vrouw. Dat is wat ik je wilde vertellen toen de bestelbus over de drempel reed. Zij was de eerste ballerina bij het Koninklijk Balletgenootschap die een handicap had.” Hij hield het beeldje omhoog en draaide het rond in het licht. Het licht werd weerkaatst door de rechterarm, die er nog steeds elegant uitzag, ondanks het feit dat de elleboog eindigde in een rafelig stompje. “Ze danste met één arm.”
Lacey’s ogen werden groot. Haar mond viel open. “Onmogelijk!”
De man knikte enthousiast. “Eerlijk! Snap je het? Dit was een teken van haar.”
Lacey kon het alleen maar met hem eens zijn. Zij was immers op zoek naar haar eigen geest, in de vorm van haar vader, dus ze was bijzonder gevoelig voor signalen van het universum.
“Dan heeft u gelijk, u moet het nemen,” zei Lacey. “Maar ik kan u er geen geld voor vragen.”
“Weet je dat zeker?” vroeg de man verrast.
Lacey straalde. “Ik weet het zeker! Uw vrouw heeft u een teken gestuurd. Het beeldje is van u.”
De man leek geraakt. “Dank je.”
Lacey begon het beeldje voor hem in te pakken. “Laten we zorgen dat ze niet nog meer ledematen kwijtraakt, hm?”
“Ik zie dat je een veiling organiseert,” zei de man. Hij wees over haar schouder naar de poster aan de muur.
In tegenstelling tot de provisorische, handgetekende posters die haar laatste veiling hadden aangekondigd, had Lacey deze professioneel laten maken. De poster was versierd met nautische beelden; boten en zeemeeuwen, en een rand van blauw met witte vlaggetjes ter ere van Wildfordshire’s eigen vlaggetjesobsessie.
“Dat klopt,” zei Lacey trots. “Het is pas mijn tweede veiling. Exclusief voor antieke marine items. Sextanten. Ankers. Telescopen. Ik verkoop een breed scala aan schatten. Misschien wilt u ook komen?”
“Misschien doe ik dat wel,” antwoordde de man met een glimlach.
“Ik zal een flyer voor u in de tas doen.”
Lacey deed dat en overhandigde de man zijn tas met waardevolle beeldje. Hij bedankte haar en verliet de winkel.
Lacey keek de oude man na, geraakt door het verhaal dat hij met haar had gedeeld. Toen herinnerde ze zich dat ze nog een klant had.
Ze keek naar rechts om haar aandacht op de andere man te vestigen. Alleen hij was al verdwenen. Hij was stilletjes en ongemerkt naar buiten geglipt, nog voordat ze de kans had gekregen om te vragen of hij hulp nodig had.
Ze liep naar het gedeelte waar hij had rondgekeken—de onderste plank met dozen gevuld met de items die ze morgen op de veiling zou verkopen. Een bordje in Gina’s handschrift las: Niet bestemd voor algemene verkoop. Alles wordt geveild! Daaronder had ze een schedel en botten getekend, alsof ze het marine thema had verward met piraten. Hopelijk had de klant het bordje gezien en zou hij morgen terugkomen om te bieden op het item waar hij dan ook geïnteresseerd in was.
Lacey pakte een van de dozen met spullen die ze nog niet op waarde had geschat en zette hem op de toonbank. Terwijl ze de spullen een voor een uitpakte en ze op de toonbank uitstalde, voelde ze een opwindend gevoel door zich heen stromen. Haar laatste veiling was geweldig geweest, maar wel getemperd door het feit dat ze op jacht was naar een moordenaar. Van déze veiling zou ze wel met volle teugen kunnen genieten. Ze zou de kans krijgen om haar veilingmeesterschap te ontwikkelen en ze kon echt niet wachten!
Ze begon net in het ritme te komen van het taxeren en inventariseren van de items, toen ze werd onderbroken door het schrille geluid van haar mobieltje. Een beetje gefrustreerd dat ze gestoord werd door ongetwijfeld haar melodramatische jongere zusje, Naomi, die in een alleenstaande ouder-gerelateerde crisis zat, wierp Lacey een blik op haar telefoon. Tot haar verrassing bleek het niet Naomi te zijn maar David, haar inmiddels ex-man.
Lacey staarde een moment verbijsterd naar het flikkerende scherm. Ze werd overspoeld door een tsunami van emoties. Zij en David hadden geen woord meer met elkaar gewisseld sinds de scheiding—hoewel hij vreemd genoeg nog wel op goede voet leek te staan met Lacey’s moeder—en ze hadden alles via hun advocaten geregeld. Dus waarom belde hij haar nu ineens direct? Lacey kon geen reden bedenken waarom hij zoiets zou doen.
Tegen beter weten in nam Lacey op.
“David? Is alles in orde?”
“Nee, dat is het niet,” klonk het op scherpe toon. Zijn stem deed een miljoen latente herinneringen ontwaken in Lacey’s geest, als opwaaiend stof.
Ze voelde haar spieren zich spannen en bereidde zich voor op een afschuwelijke donderslag. “Wat is er? Wat is er gebeurd?”
“Je alimentatie is niet betaald.”
Lacey rolde zo hard met haar ogen dat ze pijn deden. Geld. Natuurlijk. Niets was belangrijker voor David dan geld. Een van de meest absurde aspecten van haar scheiding was het feit dat ze hem echtelijke alimentatie moest betalen, omdat zij meer had verdiend. Het was geen verrassing dat dít het enige was dat hem ertoe kon brengen om direct contact met haar op te nemen.
“Maar ik heb de betaling doorgegeven aan de bank,” zei Lacey tegen hem. “Het zou automatisch overgeboekt moeten worden.”
“Nou, blijkbaar hebben de Britten een andere interpretatie van het woord automatisch,” zei hij op hooghartige toon. “Want er staat geen geld op mijn rekening. En voor het geval je het vergeten was, de deadline is vandaag! Dus ik stel voor dat je direct de bank belt om de situatie op te lossen.”
Hij klonk als een schoolhoofd. Het zou Lacey niet verrast hebben als hij zijn monoloog had beëindigd met “jij gekke kleine meid.”
Ze kneep in haar mobieltje en deed haar best om zich niet gek te laten maken door David. Niet vandaag, niet op de dag voor de veiling waar ze zo naar uitkeek!
“Wat een goed idee, David,” antwoordde ze terwijl ze de telefoon tussen haar oor en schouder klemde en ze haar handen vrij had om in te loggen op haar online bankomgeving. “Daar zou ik zelf nou nooit aan gedacht hebben.”
Haar woorden werden beantwoord door stilte. David had haar waarschijnlijk nog nooit sarcasme horen gebruiken. Hij was zeker van zijn stuk gebracht. Dat had ze aan Tom te danken. Het Britse gevoel voor humor van haar nieuwe vlam was erg aanstekelijk.
“Je neemt dit niet erg serieus,” antwoordde David toen hij van de schok was bekomen.
“Moet dat dan?” antwoordde Lacey. “Het is vast gewoon een misverstand bij de bank. Ik kan het waarschijnlijk voor het einde van de dag geregeld hebben. Sterker nog, ja, er staat een melding hier op mijn account.” Ze klikte op het kleine rode icoontje en er verscheen een informatievenster. “‘In verband met de nationale feestdag zullen alle ingeplande betalingen die op zondag of maandag vallen, op dinsdag worden overgemaakt.’ Aha. Zie je wel. Ik wist wel dat het iets simpels zou zijn. Een nationale feestdag.” Ze zweeg even en keek uit het raam naar een menigte van voorbijgangers. “Ik vond al dat het vandaag druk was op straat.”
Ze kon David praktisch door de speaker horen tandenknarsen.
“Het komt behoorlijk slecht uit,” snauwde hij. “Ik heb rekeningen te betalen, weet je.”
Lacey wierp een blik op Chester, alsof ze behoefte had aan een bondgenoot in deze bijzonder frustrerende conversatie. Hij tilde zijn kop van zijn poten en fronste een wenkbrauw.
“Kan Frida je niet een paar miljoen lenen?”
“Eda,” corrigeerde David haar.
Lacey wist dondersgoed hoe Davids nieuwe verloofde heette. Maar zij en Naomi hadden haar Fortnight Frida genoemd, ter verwijzing naar hoe snel de twee zich verloofd hadden. En nu heette ze wat Lacey betreft gewoon zo.
“En nee,” vervolgde hij. “Dat zou niet hoeven. Wie heeft je eigenlijk verteld over Eda?”
“Mijn moeder heeft het een keer of tien laten vallen. Hoezo praat je eigenlijk met mijn moeder?”
“Ze is veertien jaar lang deel van mijn familie geweest. Ik ben niet van háár gescheiden.”
Lacey zuchtte. “Nee. Inderdaad. Dus wat is het plan? Laten jullie met zijn drietjes jullie nagels doen?”
Nu probeerde ze hem op de kast te jagen, maar ze kon het niet helpen. Het was vermakelijk.
“Doe niet zo belachelijk,” zei David.
“Ze is toch de erfgename van een nepnagel-imperium?” zei ze met geveinsde onschuld.
“Ja, maar je hoeft het niet op die manier te zeggen,” zei David met een stem die Lacey meteen deed denken aan zijn pruilende kop.
“Ik was slechts aan het speculeren over hoe jullie drie jullie tijd doorbrengen.”
“Op kritische toon.”
“Mam zegt dat ze jong is,” zei Lacey om van onderwerp te veranderen. “Twintig. Ik bedoel, ik vind dat twintig misschien een beetje te jong is voor een man van jouw leeftijd, maar ze heeft in elk geval nog negentien jaar de tijd om te bedenken of ze kinderen wil of niet. Negendertig is immers het kantelpunt voor jou.”
Ze had haar zin nog niet afgemaakt toen ze besefte dat ze precies als Taryn klonk. Ze huiverde. Het maakte haar niet uit dat ze Toms gedragingen overnam, maar bij die van Taryn trok ze de grens!
“Sorry,” mompelde ze terugkrabbelend. “Dat was niet aardig van me.”
David liet een seconde verstrijken. “Zorg gewoon dat ik mijn geld krijg, Lace.”
Hij hing op.
Lacey zuchtte en legde de telefoon neer. Hoe onuitstaanbaar het gesprek ook geweest was, ze was absoluut vastberaden om haar stemming niet te laten verpesten. David behoorde nu tot haar verleden. Ze had een heel nieuw leven voor zichzelf opgebouwd hier in Wilfordshire. Hoe dan ook, het feit dat David verderging met Eda was een geluk bij een ongeluk. Zodra ze getrouwd waren hoefde ze hem geen alimentatie meer te betalen en dan zou het probleem opgelost zijn! Maar ze wist dat geluk voor haar niet vanzelfsprekend was en ze had het gevoel dat het een lange verloving zou zijn.