Begeerd

Matn
Seriyadan De Vampierverslagen #5
Parchani o`qish
O`qilgan deb belgilash
Shrift:Aa dan kamroqАа dan ortiq

HOOFDSTUK ZEVEN

Caitlin en Caleb vlogen in de vroege ochtend weg van Parijs, over het Franse platteland, zij hield zich stevig vast aan zijn rug, terwijl hij de lucht doorkliefde. Ze voelde zich sterker nu, en ze voelde dat als ze wilde vliegen, dat ze het kon. Maar ze wilde hem niet loslaten. Ze hield ervan om zijn lichaam te voelen. Ze wilde hem alleen maar vasthouden, te voelen hoe het was om weer met hem samen te zijn. Ze wist dat het gek was, maar na zolang gescheiden te zijn geweest, had ze angst dat als ze hem los zou laten, dat hij voor altijd weg zou vliegen.

Onder hen, bleef het landschap veranderen. Redelijk vlug verdween de stad uit het zicht, en het landschap veranderde in dichte bossen en glooiende heuvels. Dichter bij de stad, waren er de toevallige huizen en boerderijen. Maar hoe verder ze kwamen, hoe opener het landschap werd. Ze kwamen voorbij veld na veld, met glooiende weien, een schaarse boerderij, en grazende schapen. Rook steeg op uit schoorstenen, en zij kon raden dat mensen aan het koken waren. Waslijnen spreidden zich uit over gazons, en er hingen lakens aan. Het was een idyllisch gezicht, en de temperatuur in juli was net genoeg gedaald, zodat de koelere lucht, zeker zo hoog in de lucht, verfrissend was.

Na uren te hebben gevlogen, maakten ze een ronde bocht, en het nieuwe uitzicht was adembenemend voor Caitlin: daar, aan de horizon, blonk de zee, schitterend blauw, en de golven braken op een eindeloze, vlekkeloze kustlijn. Terwijl ze dichter kwamen, werd de hoogte groter, en glooiende heuvels, kwamen recht op de kustlijn uit.

Genesteld in de glooiende heuvels, tussen het lange gras, zag ze een enkel gebouw tegen de horizon. Het was een glorierijk, middeleeuws kasteel, ontworpen in een antieken leisteen, en bedekt met uitgewerkte beeldhouwwerken en waterspuwers. Het zat genesteld hoog op de heuvels, en bood een uitzicht over de zee, en werd omringd door velden vol wilde bloemen zover iemand met zijn eigen ogen kon zien. Het was adembenemend mooi, en Caitlin voelde zich alsof ze zich in een postkaart bevond.

Caitlin klopte van opwinding, terwijl ze zich afvroeg, en ze hoopte te dromen dat dit Caleb’s huis zou kunnen zijn. Ergens wist ze dat dit het was.

“Ja,” riep hij uit, over de wind, terwijl hij, zoals altijd, haar gedachten las. “Dit is het.”

Caitlin’s hart ging tekeer van plezier. Ze voelde zich zo opgewonden, en ze voelde zich zo sterk, ze was klaar om zelf te vliegen.

Plotseling sprong ze van Caleb’s rug af, en ze vloog door de lucht. Gedurende een ogenblik, was ze verschrikkelijk bang, en ze vroeg zich af of haar vleugels zich zouden ontvouwen. Een moment later, lukte het, en ondersteunden ze haar in de in de lucht.

Ze hield van het gevoel hoe de lucht erdoor stroomde. Het voelde goed aan om ze terug te hebben, om onafhankelijk te zijn. Ze steeg en daalde, om dan weer dicht bij Caleb op te duiken, en die glimlachte terug. Ze doken samen naar beneden, dan weer naar boven, en ze zwermden in en uit elkaars vluchtweg, soms raakten de tippen van hun vleugels elkaar.

Ze doken naar beneden als een, toen ze dichter bij het kasteel kwamen. Het zag er oud uit; het voelde uitgeleefd aan, maar niet op een slechte manier. Voor Caitlin, voelde het al zoals thuis aan.

Wanneer ze het allemaal in zich opnam, en het landschap bekeek, de glooiende heuvels, de oceaan in de verte, voelde ze, voor de eerste keer zolang ze zich kon herinneren, een gevoel van vrede over zich komen. Ze voelde zich, eindelijk, alsof ze thuis was. Ze zag haar leven samen met Caleb hier, terwijl ze samen leefden, en zelfs samen opnieuw aan een gezin begonnen, als dat mogelijk zou zijn. Ze zou zich gelukkig voelen om haar dagen hier met hem te slijten – en uiteindelijk, ten lange leste, zag ze niets dat hen in de weg stond.

*

Caitlin en Caleb landden samen voor zijn kasteel, en hij nam haar hand en leidde haar naar de voordeur. De eik was bedekt in een dikke laag stof en zeezout, en was duidelijk al jaren niet meer geopend geweest. Hij probeerde de deurknop. Hij zat op slot.

“Het is honderden jaren geleden,” zei hij. “Ik ben aangenaam verrast te ontdekken dat het nog altijd hier staat, dat het niet ten prooi gevallen is aan vandalen – dat het zelfs nog altijd op slot is. Er was ooit een sleutel…”

Hij reikte naar boven, hoog boven het kader van de deur, en voelde de nis boven de stenen boog. Hij liet zijn vingers op en neer glijden, en uiteindelijk stopte hij, en hij haalde er een lange zilveren loper uit.

Hij stak hem in het slot, en hij paste er perfect in. Hij draaide hem rond met een klik.

Hij draaide zich om en glimlachte naar haar, en deed een stap zijwaarts. “Aan jou de eer,” zei hij.

Caitlin duwde op de zware middeleeuwse deur, en ze opende langzaam en krakend, de zoutkorsten vielen er ondertussen af in klompjes.

Ze liepen samen binnen. De inkomhal was schemerachtig, en bedolven onder spinnenwebben. De lucht was stil en klam, en het voelde aan alsof er al eeuwen niemand meer was binnengeweest. Ze keek naar boven naar de hoge, gebogen stenen muren, de stenen vloeren. Er waren lagen stof op alles, ook op de glazen ruiten, en dat hield een heleboel licht tegen, en dat deed het donkerder lijken dan het was.

“Langs hier,” zei Caleb.

Hij nam haar hand, en leidde haar langs een smalle gang, en het opende verder naar een grote hall, met hoge, gebogen vensters aan beide kanten. Hier was het veel lichter, zelfs met het stof. Hier stonden ook enkele overgebleven meubels: een lange middeleeuwse tafel omringd door rijkelijk versierde houten stoelen. In het midden stond een enorme, marmeren schoorsteenmantel, en een van de grootste openhaarden die Caitlin ooit gezien had. Het was ongelooflijk. Caitlin voelde zich alsof ze terug in de Cloisters (in New York) binnenwandelde.

“Ik liet het bouwen in de 12de eeuw,” zei hij, terwijl hij zelf rondkeek. “In die tijd, was dit de stijl.”

“Je hebt hier gewoond?” vroeg Caitlin.

Hij knikte.

“Voor hoelang?”

Hij dacht na. “Niet langer dan een eeuw,” zei hij. “Misschien twee.”

Caitlin verwonderde zich, weer eens, over een grote periodes in tijd in de vampierenwereld.

Plots, maakte ze zich echter zorgen, wanneer ze aan iets anders dacht: had hij hier geleefd met een andere vrouw?

Ze had angst om dit te vragen.

Hij draaide zich plotseling om en keek haar aan.

“Nee, dat was niet het geval,” zei hij. “Ik woonde hier alleen. Dat kan ik je verzekeren. Je bent de eerste vrouw die ik hier ooit naartoe gebracht heb.”

Caitlin voelde zich opgelucht, hoewel ze in verlegenheid gebracht was, omdat haar gedachten gelezen werden.

“Komaan,” zei hij. “Langs hier.”

Hij leidde haar naar een draaitrap, en hij draaide en keerde, en ze kwamen uit op de eerste verdieping. Deze verdieping was veel lichter, met grote gebogen ramen, in elke richting, het zonlicht dat er volop binnenvalt, en dat de zee van op een afstand reflecteert. De kamers waren hier kleiner, intiemer. Er waren meer marmeren openhaarden, en terwijl Caitlin van kamer tot kamer zwierf, zag ze een groot hemelbed, dat een van de kamers helemaal domineerde. Chaise longues, en overgevulde fluwelen stoelen, waren verspreid over de andere kamers. Er waren geen tapijten, alleen een kale stenen vloer. Het was heel kaal. Maar mooi!

Hij leidde haar rond in een andere kamer, naar een stel enorme, glazen deuren. Ze waren bedekt geweest door zoveel stof, dat ze zelfs niet geweten had dat ze daar zaten. Hij ging er flink tegenaan, en wrikte hard tegen met sloten en deurknoppen, en uiteindelijk, openden ze zich met een knal en een stofwolk.

Hij stapte buiten, en Caitlin volgde.

Ze stapten buiten op een enorm, stenen terras, omkaderd door rijkelijk versierde leistenen reling met kolommen. Ze wandelden samen naar de rand, en bekeken het landschap van daaruit.

Van daaruit hadden ze een overweldigend uitzicht over het hele platteland, over de oceaan. Caitlin kon de golven horen neerslaan, en de zware zeelucht ruiken van de inkomende zeebries. Ze voelde zich alsof ze in de hemel was.

Als Caitlin zich ooit haar droomhuis voorgesteld had, dan zou dit het ongetwijfeld zijn. Het was stoffig, en het had de hand van een vrouw nodig, maar Caitlin wist dat ze het konden opkalefateren, om het in de originele staat terug te krijgen. Ze had het gevoel dat dit echt een plek was, die ze samen thuis zouden kunnen noemen.

“Ik was aan het denken over wat je zei,” zei hij, “de hele vlucht naar hier. Over ons en samen een leven opbouwen. Ik zou dat heel graag willen.”

Hij sloeg een arm om haar heen.

“Ik zou het leuk vinden dat je hier met mij zou wonen. Om ons leven opnieuw te laten beginnen. Precies hier. Het is hier stil, en veilig, en beschermd. Niemand weet van deze plek af. Niemand zal ons hier ooit vinden. Ik zie geen enkele reden waarom we hier ons leven niet veilig zouden kunnen leven, zoals gewone mensen,” zei hij. “Natuurlijk, er zal wel wat werk nodig zijn om het in orde te brengen. Maar ik wil het doen, als je dat wil.”

Hij draaide zich om en glimlachte naar haar.

Zij glimlachte terug. Ze had nog nooit iets zo erg gewild in haar leven zoals dit.

Nog meer dan dat, het had haar erg geraakt dat hij haar uitgenodigd had om samen te leven met hem. Niets had meer betekend voor haar. De waarheid was, dat ze overal met hem had kunnen wonen, zelfs al was het een hut in de bossen.

“Ik zou graag willen,” antwoordde ze. “Ik wil alleen maar bij je zijn.”

Haar hart bonkte hevig, terwijl ze elkaar kusten, het geluid van de golven op de achtergrond, de oceaanbries die over hen aan kwam rollen.

Eindelijk, alles was weer terug perfect in haar wereld.

*

Caitlin was nog nooit zo gelukkig geweest toen ze door het huis zwierf, en van kamer tot kamer, ging met een poetsdoek in haar hand. Caleb was weggegaan, hij was op jacht gegaan, hij vond het spannend om voor hen beiden voor het avondeten te zorgen. Ze was opgetogen, omdat het haar de tijd gaf, om eventjes door het huis te wandelen, om het allemaal in haar op te nemen, alleen, en het te bekijken vanuit het oogpunt van een vrouw, om te bekijken hoe ze dingen kon herstellen, en het tot een thuis maken voor hen allebei. Ze wandelde door de kamers, ze opende de vensters, en liet de oceaanlucht binnen. Ze had een emmer en een vod gevonden en was naar de rivier gegaan die ze door de achtertuin had zien lopen, en was teruggekeerd met een overlopende emmer helemaal vol met water. Ze spoelde de vod in de rivier totdat ze zo schoon als mogelijk was. Ze had een grote krat gevonden om op te staan, en wanneer ze elk van de enorme, middeleeuwse vensters opende, stond ze op de krat en veegde ze iedere ruit. Er waren een paar vensters die gewoon te hoog voor haar waren om eraan te kunnen, en om deze te kunnen poetsen, activeerde ze haar vleugels, en fladderde ze hoog in de lucht en zweefde ze voor de ramen terwijl ze ze schoonmaakte.

 

Ze schrok van het verschil dat onmiddellijk merkbaar was. De kamer werd getransformeerd van donker, tot helemaal badend in het licht. Er moeten wel honderden jaren van aangekoekt stof en zout gezeten hebben aan de beide kanten van het glas. Inderdaad, enkel al ieder venster openen was een taak op zichzelf, omdat het haar al haar kracht kostte, om ze los te trekken en ze te bevrijden van roest en puin.

Caitlin keek voorzichtig, en was vol bewondering voor het vakmanschap van iedere venster. Iedere vensterruit was verschillende centimeters dik, en het ontwerp ervan was uitzonderlijk mooi. Soms was het glas was getint, ander was helder, en nog andere hadden de lichtste tint van kleur. Terwijl ze elke ruit poetste, kon ze bijna de dankbaarheid van het huis voelen, terwijl het langzaam, centimeter per centimeter, terug tot leven kwam.

Caitlin had eindelijk gedaan, en controleerde het nog eens. Ze was gechoqueerd. Wat voordien een donkere, ongezellige kamer was geweest, was nu een ongelooflijke zonovergoten kamer, met uitzicht op de oceaan.

Caitlin bekommerde zich vervolgens over de vloeren, en ging op haar handen en knieën zitten, en ging voetje per voetje aan het schrobben. Ze keek met voldoening toe wanneer centimeters dik vuil loskwam, en de mooie enorme stenen erdoor begonnen te schijnen.

Nadien ging ze naar de enorme marmeren schoorsteenmantel, en veegde ze het stof van jaren af. Dan nam ze de enorme, rijkelijk versierde spiegel erboven onder handen, en ze veegde hem schoon tot hij helemaal blonk. Ze was teleurgesteld dat ze nog altijd haar spiegelbeeld niet kon zien – maar ze wist dat er weinig was dat ze daaraan kon doen.

Vervolgens begon ze aan de kandelaar, en ze veegde elke van de kristallen armen en kaarsenhouders schoon. Nadien had ze haar zinnen gezet op het hemelbed. Ze veegde elk van de 4 pilaren schoon, en dan het kader, en zo bracht ze langzaam terug leven in het oude hout. Ze nam de oude lakens vast, en ging naar het terras, en schudde ze hard uit, en de stofwolken vlogen overal in het rond.

Caitlin keerde terug naar de kamer die haar slaapkamer zou worden, en bekeek ze: ze zag er nu fantastisch uit. Ze schitterde zo fel als iedere kamer in elk kasteel. Maar het was nog steeds middeleeuws, maar nu zag het er tenminste fris en uitnodigend uit. Haar hart leefde op bij de gedachte van hier te wonen.

Ze keek naar beneden en realiseerde zich dat het water in de emmer compleet zwart geworden was, en dat het over de trappen liep en uit de deur, vastbesloten om hem opnieuw te vullen in de rivier.

Caitlin glimlachte als ze eraan dacht hoe Caleb zou reageren wanneer hij terugkwam. Hij zou zo verrast zijn, dacht zij. Ze zou als volgende de eetkamer poetsen. Ze zou proberen om een intieme omgeving te creëren waarin ze samen hun eerste maaltijd samen zouden kunnen hebben – de eerste, zo hoopte ze, van vele.

Wanneer Caitlin bij de oever arriveerde, en op haar knieën ging zitten in het zachte gras, om de emmer leeg te maken en terug te vullen, werd ze plots gealarmeerd door haar voorgevoelens. Ze hoorde een ritselend geluid, dichtbij, en voelde dat en dier dichter bij haar kwam.

Ze draaide zich vlug om, en was verrast door wat ze zag.

Een wolvenjong kwam langzaam dichterbij, en stond nu op slechts op een meter van haar. Haar pels was helemaal wit, behalve een enkel streepje grijs dat over zijn voorhoofd en rug liep. Wat Caitlin nog het meest opviel, waren zijn ogen: ze staarden terug naar Caitlin alsof het dier haar kende. En meer nog: het waren dezelfde ogen als die van Rose.

Caitlin voelde haar hart kloppen. Ze voelde aan alsof Rose uit de doden was verrezen en was gereïncarneerd in een ander dier. Die uitdrukking, dat gezicht. De kleur van pels was anders, maar anders, zag dit eruit alsof dit een herboren Rose kon zijn.

De wolvenpup, bleek ook een beetje van slag te zijn door het zien van Caitlin. Ze stopte, en staarde haar aan, dan nam het langzaam, en voorzichtig, een paar aarzelende stappen in haar richting. Caitlin scande de bossen, om te kijken of er nog andere pups in de buurt waren, of haar moeder. Ze wilde niet dat dit in een gevecht zou eindigen.

Maar, er bleek in de verste verte geen ander dier in de buurt te zijn.

Terwijl Caitlin de pup van dichterbij bekeek, zag ze waarom. Ze mankte heel erg, en er kwam bloed uit haar poot. Ze zag er gewond uit. Ze was waarschijnlijk achtergelaten door haar moeder, zo realiseerde Caitlin zich, achtergelaten om te sterven.

De wolvenpup liet haar kop lager zakken, en ze wandelde langzaam in de richting van Caitlin. Dan, tot de verrassing van Caitlin, liet ze haar hoofd zakken en liet het rusten op haar schoot, terwijl ze zachtjes kreunde terwijl ze haar ogen sloot.

Caitlin’s hart sloeg over. Ze had Rose zo erg gemist, en nu voelde het alsof ze naar haar was teruggekeerd.

Caitlin zette de emmer neer, ze stak haar handen uit, en nam de pup in haar armen. Ze hield haar dicht tegen haar borst, en huilde, terwijl ze zich al de tijd herinnerde die ze met Rose had doorgebracht. Ondanks zichzelf, rolden de tranen over haar wangen. De pup keek plotseling naar haar op, en leunde naar achter, alsof ze het kon aanvoelen, en likte de tranen van haar gezicht.

Caitlin leunde naar beneden en kuste haar op haar voorhoofd. Ze hield haar dicht tegen haar aan, en knuffelde haar tegen haar borst. Het was niet mogelijk om haar te laten gaan. Ze zou al het mogelijke doen dat ze moest doen om haar te helpen genezen en terug tot leven te brengen. En, wanneer de wolf het zo wilde, zou ze haar kunnen houden als huisdier.

“Hoe ga ik je noemen?” vroeg Caitlin. “We kunnen je niet opnieuw Rose noemen…Waarom niet…Ruth?”

De pup likte plots Caitlin’s wang, alsof ze op de naam reageerde. Dat was het meest definitieve antwoord dat Caitlin zich had kunnen wensen.

Ruth zou het zijn.

*

Caitlin, met Ruth aan haar zijde, was net klaar met het poetsen van de eetkamer, wanneer ze iets interessants, op de muur zag. Daar, naast de openhaard, waren twee lange zilveren zwaarden. Ze nam er een van vast, ze stofte het af, en bewonderde de het heft, dat bezet was met juwelen. Het was een mooi wapen. Ze zette haar poetslap en emmer neer, en ze kon er niet aan weerstaan om het uit te proberen. Ze zwierde het zwaard wild in het rond, links en rechts in cirkels, ze wisselde van handen, allemaal in de grotachtige kamer. Het voelde fantastisch aan.

Ze vroeg zich af hoeveel andere wapens Caleb hier ter beschikking had. Ze kon zich hier mee uitleven en ermee trainen.

“Ik zie dat je de wapens gevonden hebt, ” zei Caleb, terwijl hij plots de deur inkwam. Caitlin zette, een beetje verlegen, het zwaard onmiddellijk neer.

“Het spijt me, ik had niet de bedoeling om in je spullen te snuffelen.”

Caleb lachte. “Mijn huis is het jouwe,” zei hij, toen hij de kamer binnenkwam met twee grote herten over zijn schouder. “Al wat ik bezit, is ook van jou. Trouwens, je bent een meisje naar mijn hart. Ik zou ook recht op de zwaarden afgegaan zijn,” zei hij met een knipoog.

Hij paradeerde door de kamer, terwijl hij de herten droeg, en stopte dan plotseling, draaide zich om en keek nog een keer.

“Wauw,” zei hij, in shock. “Het ziet eruit als nieuw!”

Hij stond daar, en staarde met zijn ogen wijd open. Caitlin kon zien hoezeer hij onder de indruk was, en ze voelde zich gelukkig. Ze keek zelf naar de kamer, en zag dat ze inderdaad helemaal getransformeerd was. Ze hadden dus nu een heel aantrekkelijke eetkamer, uitgerust met een tafel en stoelen voor hun eerste maaltijd.

Ruth zeurde ineens, en Caleb keek naar beneden, en zag haar voor de eerste keer. Hij keek nog meer verrast.

Caitlin maakte zich plots zorgen dat hij er wat op tegen zou hebben dat de pup hier zou blijven.

Maar ze was opgelucht te zien dat hij blij zijn ogen opende.

“Ik kan het niet geloven,” zei Caleb, terwijl hij staarde, “die ogen, ze is net Rose.”

“Kunnen we haar houden?” vroeg Caitlin, twijfelend.

“Dat zou ik graag hebben,” antwoordde hij. “Ik zou haar willen knuffelen, maar ik heb mijn handen vol.”

Caleb ging verder met de herten, door de kamer, en door de gang. Caitlin en Ruth volgden hem, keken toe hoe hij de herten in een kleine kamer neerzette, op een grote stenen plaat.

“Omdat we niet echt koken,” zei hij, “dacht ik eraan om het bloed voor ons op te vangen. Dan zouden we het samen kunnen drinken, als avondeten. Ik dacht eraan om het vuile werk hier voor ons te doen, zodat we gewoon voor de openhaard kunnen zitten, en in stijl kunnen drinken.”

“Dat zou ik leuk vinden,” zei Caitlin.

Ruth zat Caleb op de hielen, en keek op en zeurde terwijl hij het vlees aan het snijden was. Hij lachtte, sneed een klein stukje voor haar, reikte naar beneden en gaf het aan haar. Ze hapte erin, en zeurde voor meer.

Caitlin ging terug in de eetruimte, en begon met het reinigen van de kelken die ze gezien had. Voor de schoorsteenmantel lag een hoop dierenhuiden, en ze verzamelde ze, en nam ze naar buiten naar het terras, om ze ter voorbereiding uit te schudden.

Terwijl Caitlin wachtte totdat Caleb gedaan had, keek ze naar de zonsondergang, die aan de horizon stond. Ze kon het geluid van de golven horen, ze ademde de zouten lucht in, en ze had zich nog nooit zo gerelaxt gevoeld. Ze stond daar, en sloot haar ogen, ze was er zelfs niet van bewust hoe de tijd gevlogen was.

Wanneeer Caitlin terug haar ogen opende, was het bijna donker.

“Caitlin?” zei de stem, die haar riep.

Ze draaide om en haastte zich terug naar binnen. Caleb was al binnen, en droeg twee grote zilveren kelken, vol met hertenbloed. Hij was bezig met de kaarsen aan te steken, overal in de donkere kamer. Ze ging er naar toe, en ze voegde zich bij hem, en zette de huiden terug neer.

Binnen enkele momenten, was de kamer helemaal verlicht, het kaarslicht gloeide in elke richting. De twee zaten samen op de huiden, voor de openhaard, en Ruth rende in hun richting en zat naast hen. De vensters waren open, en een briesje kwam binnen, waardoor het eigenlijk koel aan het worden was hier binnen.

De twee zaten naast elkaar, en keken elkaar in de ogen terwijl ze een toast uitspraken.

De vloeistof voelde zo goed. Ze dronk en dronk, en dat deed hij ook, en ze had zich nog nooit zo levendig gevoeld. Het was een ongelooflijke roes.

Caleb zag er ook verjongd uit, zijn ogen en huid blonken. Ze draaiden om en keken elkaar aan.

Hij reikte naar boven, en langzaam raakte hij haar wang aan met de rug van zijn hand.

Caitlin’s begon harder te slaan, en ze realiseerde zich dat ze nerveus was. Het voelde aan alsof het een eeuwigheid geleden was geweest dat ze nog eens bij hem was geweest. Ze had zich een moment zoals dit al zo lang voorgesteld, maar nu dat het er was, voelde het alsof het weer opnieuw de eerste keer was dat ze bij hem was. Ze kon zien dat zijn hand aan het trillen was, en ze realiseerde zich dat hij ook zenuwachtig was.

Er waren nog zoveel dingen die ze wilde zeggen, zo veel vragen die ze nog voor hem had, en ze kon zien dat hij ook vol vragen zat. Maar op dat moment vertrouwde ze zichzelf niet om erover te spreken. En blijkbaar, deed hij dat ook niet.

De twee kusten elkaar met passie. Wanneer zijn lippen die van haar ontmoetten, voelde ze zich overweldigd door de gevoelens die ze voor hem had.

Ze sloot haar ogen, omdat hij dichterbij kwam, wanneer ze samenkwamen in een passievolle omarming. Zij rolden op de huiden, en zij voelde haar hart overlopen van emotie.

 

Eindelijk, was hij van haar.

Bepul matn qismi tugadi. Ko'proq o'qishini xohlaysizmi?